Nieuws
Peter van der Ploeg leest: Amalia

In zijn wekelijkse boekenblog besteedt Peter van der Ploeg aandacht aan Amalia. Neen, de directeur van Huygens’ Hofwijck doekt niet op de dochter van de Koning. Het gaat om die andere Amalia.

Het is dit jaar 400 jaar geleden dat een jonge vrouw in de Republiek der Verenigde Nederlanden arriveerde die een belangrijke rol zou vervullen in de geschiedenis van dat land. Haar naam was Amalia, gravin van Solms-Braunfels, ze was 19 jaar en hofdame in het gevolg van Elizabeth Stuart, de echtgenote van Frederik V, keurvorst van de Palts. Frederik had een heftige winter achter de rug. Nadat hij, een prominent lid van de Protestantse Unie, in de zomer van 1619 was benoemd tot koning van Bohemen en aan het eind van dat jaar met veel pracht en praal in Praag was gekroond, verloor hij die positie alweer binnen een jaar en werd hij door de legers van de Katholieke Liga verbannen. Terugkeer naar zijn imposante stamslot in Heidelberg was niet mogelijk, daarom vluchtte hij naar Den Haag, waar zijn oom prins Maurits hem onderdak verleende. Vooralsnog zou dat een tijdelijke oplossing zijn, tot het moment dat Elizabeths vader, de Engelse koning Jacobus I, zijn dochter en schoonzoon zou opnemen. Maar deze weigerde dat om politieke redenen, waardoor Frederik en Elizabeth noodgedwongen de rest van hun leven zouden slijten in de Republiek. Omdat ze maar één winter regeerden over Bohemen, staan ze bekend als de Winterkoning en – koningin. Een titel met een wat sprookjesachtige klank, ofschoon de realiteit minder kleurrijk was.

Amalia van Solms zou tot het voorjaar van 1625 de eerste hofdame zijn van Elizabeth. Op dat moment trad ze in het huwelijk met Frederik Hendrik, de halfbroer van de op sterven liggende Maurits. Deze laatste eiste van Frederik Hendrik dat hij zou trouwen alvorens hij de nieuwe Prins van Oranje en stadhouder zou worden. Aldus geschiedde, en de rest is geschiedenis zeggen we dan. Amalia zou Frederik Hendrik veel kinderen schenken, het ontstaan van een hofcultuur in Den Haag is voor een groot deel haar initiatief en na het overlijden van haar man in 1647 en oudste zoon in 1650 zou zij, tijdens het Eerste Stadhouderloze Tijdperk, het Huis van Oranje-Nassau bij elkaar houden. Ze wordt wel eens de ‘oermoeder’ van het Huis genoemd, en daar zit een kern van waarheid is. Het is niet voor niets dat onze kroonprinses ook de naam Amalia heeft gekregen.

Matthias Rozemond beperkt zich in ‘Amalia. Prinses van Oranje’ tot de periode van Amalia’s aankomst in Den Haag in 1621 tot de zomer van 1626. Het aardige daarvan is dat dit de minst bekende jaren van Amalia’s leven zijn, later is dat veel beter gedocumenteerd. Dit geeft de schrijver vanzelfsprekend ook veel meer speelruimte, wat een historische roman alleen maar ten goede kan komen. Want, en dat moet wellicht even worden benadrukt, Rozemond schreef een historische roman. Hij baseert zich daarbij netjes en soms losjes op dat wat bekend is, terwijl hij zijn fantasie loslaat op de zwarte gaten. Dat is het spanningsveld dat eigen is aan dit genre. Het is als balanceren op een koord. Het kan heel fout gaan – als lezer zit je dan bij ontsporingen met kromme tenen – maar het kan ook een onderhoudend verhaal opleveren, in het beste geval met speelse vondsten die de ‘vermoedelijke werkelijkheid’ verfraaien. Dat laatste is hier het geval. Zeker wanneer je je eraan overgeeft, wordt het een uiterst plezierige leeservaring.

Bij Rozemond is Amalia al heel jong een zelfstandige vrouw met uitgesproken meningen. Vanzelfsprekend speelt de liefde een voorname rol in haar leven, al is het vooralsnog voornamelijk in haar gedachten. Aantrekkelijke mannen lopen er genoeg rond in het Den Haag van die dagen, veelal ook nog van adel. Helaas valt ze voor Willem van Oldenbarnevelt, die haar onder een valse naam benadert met de bedoeling haar voor zijn politieke karretje te spannen. Na de onthoofding van zijn vader Johan, de raadpensionaris, enkele jaren eerder woont hij illegaal in Den Haag omdat Maurits hem als staatsgevaarlijk heeft bestempeld. Amalia krijgt langzaam door hoe het spel in elkaar steekt, en dat ze met die vriendschap een groot risico loopt. Rozemond geeft haar eveneens een inhoudelijke rol bij politieke discussies met haar man en de Engelse ambassadeur Dudley Carleton. En als een van de krachten achter de pogingen een Spaanse zilvervloot in handen te krijgen. Bij al deze onderwerpen is het maar de vraag of je Amalia zo’n grote bemoeienis mag toekennen. Waarschijnlijk is dat niet het geval geweest. Maar het is voor Rozemond natuurlijk ook een werkwijze die de lezer laat zien welke onderwerpen er speelden in de Haagse politiek.

Met betrekking tot de amoureuze relaties van Amalia, en dan vooral die met Frederik Hendrik en de hertog van Buckingham, bevindt Rozemond zich op vastere bodem. En viert dan ook gelijk maar de teugels in vlot geschreven scenes en sprankelende gesprekken. De setting ervan, vooral die van het Oude Hof aan het Noordeinde, geeft die direct een hoofse, vorstelijke uitstraling. Naarmate de jaren vorderen blijkt uit het spel van aantrekken en afduwen dat Amalia speelt met Frederik Hendrik steeds duidelijker dat ze voor elkaar zijn voorbestemd.

Rozemond bezit de gave om een context te creëren. Dat toonde hij al in zijn roman over de jonge Rembrandt, ‘Het spel van licht en donker’ (2018). Hier doet hij dat met gebruikmaking van enkele tientallen personages die in een scala aan manieren met elkaar in verbinding staan. Maar sterker nog is misschien wel de sfeertekening van het centrum van Den Haag in die jaren. De kern ervan is nog steeds bewaard, dus identificatie ermee is gemakkelijk. En dat heeft niet alleen betrekking op de adellijke verblijven, ook de nabij liggende mindere buurten weet Rozemond tot leven te brengen. Ook de buitenscènes bij avond rond het schemerige Binnenhof, Voorhout en Vijverberg zijn heel geslaagd. Je zou er zo een film van kunnen draaien.

Het is ook in deze periode dat Amalia de man leert kennen die haar haar leven lang zal dienen als secretaris, vertrouweling en diplomaat: Constantijn Huygens. In het begin vindt ze hem maar raar, ‘met die vissenogen’ van hem, en heeft ze het gevoel dat hij met Frederik Hendrik vertrouwelijker omgaat dan zij dat doet. Maar aan het einde van de roman, in een in 1629 spelende epiloog, wanneer Constantijn Amalia rondleidt tijdens de belegering van Den Bosch, is er tussen beiden een vertrouwelijkheid ontstaan die de rest van hun leven in stand zou blijven. Een passender toekomstbeeld had Rozemond niet kunnen geven.

Matthias Rozemond / Amalia. Prinses van Oranje / 414 blz / Luitingh-Sijthoff, 2021

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter