Nieuws
Peter van der Ploeg leest: Een indrukwekkend debuut

Peter van der Ploeg over het boek De Beesten: ‘Nu volg ik de hedendaagse Nederlandse literatuur niet op de voet, maar toen ik in de boekhandel de openingszin las, was ik verkocht’. Lees hier zijn blog over dit imponerende werk.

Eerste zinnen van romans kunnen iets fascinerends hebben. Een van de mooiste, om ons even tot de Nederlandse literatuur te beperken, is deze: ‘De portier is een invalide.’ Afkomstig uit ….. ja, inderdaad. Nooit meer slapen van Willem Frederik Hermans. Het lijkt een uiterst simpel zinnetje, waarin alleen maar wordt vastgesteld dat de man een lichamelijke handicap heeft, dat zijn lichaam niet zo goed functioneert als zou kunnen. Maar als opening van een roman waarin een wetenschappelijk onderzoeksproject door allerlei oorzaken zal mislukken, is hij ijzersterk. Zet de toon. En dat in slechts vijf woorden. Knap.

Afgelopen najaar debuteerde Gijs Wilbrink (Doetinchem, 1984) met de roman De beesten. Een bijna vierhonderd bladzijden dikke familiegeschiedenis, spelend in de Achterhoek, in de laatste decennia van de vorige eeuw. Nu volg ik de hedendaagse Nederlandse literatuur niet op de voet, maar toen ik in de boekhandel de openingszin las, was ik verkocht. Die luidt: ‘Ik wil niet veel zeggen, maar volgens mij ging het al mis met Tom Keller toen die twee ooms hem ’s nachts meenamen naar het bos en hem dingen lieten doen die een jongen van negen nog lang niet zou moeten doen.’ Waar Hermans, in zijn zakelijker proza, aan vijf woorden genoeg had, daar heeft Wilbrink er in zijn soms barokke stijl van schrijven iets meer nodig. Maar de boodschap is even krachtig, zwanger van een onheilsgevoel. Nacht, een donker bos, dingen die een kleine jongen nog niet hoort te doen.

Zoals gezegd, het boek speelt in de Achterhoek. Daar woont, in een afgelegen bos, in een bouwvallige boerderij, de familie Keller. Frank Keller, zijn zoontje Tom, en hun twee broers respectievelijk ooms Johan en Charles. Die laatste twee zijn wat je noemt uitschot, losgeslagen zuipschuiten. Wilbrink zet ze in de eerste bladzijden van de roman mooi neer: ‘Johan had op zijn vijfentwintigste al het gezicht van een kerel die na een leven hard werken alleen nog stil en bitter voor zich uit kon kijken.´ Zijn vijf jaar jongere broer Charles ‘was een patjakker met lang sliertig haar dat van achter op een vliegengordijn leek.´ En hun boerderij: ‘Je kon het een boerderij noemen, al had de familie Keller er nooit geboerd. De enig waarneembare dierenlucht kwam van de kadavers die Johan en Charles buiten lieten drogen. Maar meer nog dan de geur van de dood hing er altijd die misselijke walm van benzine en Castrol-motorolie, een meur die na zo’n zeldzaam bezoek aan hun kant van het bos nog een uur in je neus bleef hangen.’

Om het verhaal over die nacht in het bos af te maken: de ooms stropen graag, maar zijn ook aartslui. Dus binden ze ijzerdraad tussen de wielen van hun gammele Volvo en rijden daarmee, met het grote licht aan, hard over een bospad. De van schrik verstijfde konijnen onthoofdend. Aan hun jonge neefje de taak de lichaampjes te villen – dat hadden ze overdag geoefend – en in de kofferbak te gooien. Waarmee de jongen, in de ogen van zijn ooms, weer een stapje heeft afgelegd in het opgroeien tot een echte ‘Keller’.

Na deze intense proloog van een handvol bladzijden ontvouwt zich een verhaal dat  afwisselend in het midden van de jaren zeventig en rond de jaarwisseling van 1996 speelt. De jonge Tom blijkt aanleg te hebben voor de motocross, in de Achterhoek zo’n beetje de nationale sport. De ooms zien dat als een weg om uit hun relatieve armoe te raken, en onderwerpen hem aan een moordend trainingsprogramma. Dat zal slagen, en Tom begint een internationale carrière. Verdient geld als water, maar de ooms nog meer. In de eerste dagen van 1996,  een generatie later, verdwijnt de volwassen Tom. Zijn dochter Isa, die het dorp is ontvlucht om in de grote stad te gaan studeren, gaat naar hem op zoek. En stuit daarbij op een verborgen, onverkwikkelijk familiegeheim. Maar een geheim, in de Achterhoek? ‘Het hele dorp wispelde wetenswaardigheden.’

Wat is er leuk aan het lezen van een roman die wordt gedragen door een stel Achterhoekse aso’s en waarin de motocross centraal staat? Het valt in ieder geval buiten mijn comfortzone. Het antwoord is de manier waarop Wilbrink, met gebruikmaking van een hele reeks literaire middelen, het verhaal vertelt. De al genoemde wisseling van tijdsperspectief is er een van. De rijke – en soms overdadig ronkende – schrijfstijl is een tweede. Ook wisselt hij van vertelstem, wat in een van de laatste hoofdstukken voor een onverwachte verrassing zorgt. Met al deze middelen roept hij een sfeer op die zowel bekend overkomt – de wereld die ook de band Normaal en hun oeuvre voortbracht –, als heel eigen is aan zijn stem als jonge schrijver.

Wie nog een boek zoekt om aan te schaffen in de komende Boekenweek, ter verkrijging van het Boekenweekgeschenk: dit is een aanrader! Wie nog niet is overtuigd: kijk op NPO Start naar een van de laatste uitzendingen van het helaas gestopte boekenprogramma Brommer op zee. Daarin reist Wilfried de Jong met de schrijver naar de plek waar het zich allemaal afspeelt.

Gijs Wilbrink / De beesten / 398 blz / Thomas Rap, 2022

 

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter