Wie kent ze niet, de tegels met wijze spreuken. Die ‘tegeltjeswijsheid’ werd vroeger ook op borden gezet. Bij de opgraving van de archeologische werkgroep in 2000/2001 bij een boerderij aan de Noortheylaan in Leidschendam zijn tien scherven van dergelijke spreukenbordjes gevonden. Ze zijn op industriële wijze vervaardigd en dateren daarom van na 1750.
Met de gevonden scherven konden twee grotendeels complete bordjes worden gevormd. Er bleven na het plakken nog wel wat gaten in de teksten over, maar die konden met behulp van literatuuronderzoek worden aangevuld.
Op het eerste bordje staat (met tussen haakjes de woorden die op het bordje ontbreken):
“Lekker Eeten
Lang te Slaapen Mooij
Gekleed en Groot van Wape(n)
Weijnig Werken en veel te
Meugen (zijn) 6 dingen Die
niet en Deugen”
Op het tweede bordje staat (met tussen haakjes de woorden die op het bordje ontbreken):
“(Wie) tijt heeft
(en) de tijt Ver
(b)eit de tijt komt
Dat hij tijt be
schreit”
Deze spreuk blijkt te staan in een werk van pater Adriaan Poirters (1605-1674) – de katholieke tegenhanger van Jacob Cats – en wordt daarin voorafgegaan door:
“Zie, zoo wordt de tijd en het leven ten dienste der ijdelheid,
en het welbehagen der wereld afgereden, zonder dat men eens
eenen verrekijker voor de oogen zoude zetten, daar wij de toe-
komende klachten, en het vergelegen leedwezen mede zouden
ontdekken. lk zeg dan :
De jongheid is wel onbedacht,
Dat zij den tijd niet meer (en) acht.
En nooit gedenkt den ouden man,
Die leeren noch gewinnen kan.
Men voert, men toert, men rijdt in ’t wild,
Zoo kwistig wordt de tijd verspild.”
(Tekst: Wim van Horssen; foto’s: Joanneke van den Engel-Hees)