Is slavernij uitsluitend slavernij wanneer je het als zodanig kan labelen? Of zijn er ook afgeleide vormen denkbaar, varianten die in naam geen slavernij zijn maar waarvan de gevolgen voor de slachtoffers ervan vaak nauwelijks minder dramatisch zijn? En die ook nog eens straffeloos hebben bestaan tot lang na de officiële afschaffing van de slavernij. De contractarbeid in Deli, in het noordwesten van Sumatra, is daar een voorbeeld van. Het Nederlandse parlement schafte per januari 1860 de slavernij in Nederlands-Indië weliswaar af, het systeem van contractarbeid floreerde er tot aan de Tweede Wereldoorlog.
Reggie Baay (1955), bekend van boeken als ‘De njai’ (2008) en ‘Daar werd wat gruwelijks verricht’ (2015) opent zijn vorig jaar verschenen ‘De contractarbeiders van Deli. Een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië’ met een lange verzuchting: ‘Ik dacht alle verrassingen en ontdekkingen verbonden aan mijn Indische familieverleden wel gehad te hebben en toch diende zich enige tijd geleden weer een nieuwe, zelfs bizarre ontdekking aan. Een die mijn wereld flink op z’n kop heeft gezet. Wat dat betreft is een Indische familiegeschiedenis zowel een vloek als een zegen. Allemaal het gevolg van dat koloniale verleden natuurlijk. Een Indische familiehistorie vertoont immers niet zelden hiaten die niet ingevuld kunnen worden, omdat met name het ‘inlandse deel’ ervan niet meer te achterhalen valt. Dat is het wrange volg van het feit dat in de koloniale witte wereld van Nederlands-Indië ‘inlanders’ mensen waren die het niet waard bevonden werden om geadministreerd te worden, tenzij ze door bijvoorbeeld de doop, erkenning of adoptie die ‘wereld’ mochten betreden. Een Indisch familieverleden krijgt daardoor vaak de status van een ‘scenario’; het is niet helemaal zeker, maar zo zou het gegaan kunnen of moeten zijn.’
Waar gaat het om? De grootmoeder van Baay, de jonge Javaanse vrouw Moeinah, was de inlandse bijvrouw van Baays Nederlandse grootvader. Een njai heet zo’n vrouw. Na de geboorte van de vader van Baay, in 1919, werd Moeinah door de grootvader weggestuurd, terug naar haar familie in de kampong. En ofschoon alles over het verdere leven van Baays grootvader en vader vanzelfsprekend wel bekend is, heerst over het lot van Moeinah onduidelijkheid. Heeft ze in haar dorpje een inlandse man gevonden? Of is ze opnieuw njai geworden van een westerse man? Of belandde ze in de prostitutie?
Baay heeft de afgelopen decennia al meermaals een zoektocht opgezet om het lot van Moeinah te achterhalen, maar zonder resultaat. Enkele jaren geleden echter wees de Indonesische historica Christina Suprihatin hem op een andere mogelijkheid: ze zou geronseld kunnen zijn als contractarbeidster voor de plantages in Deli, op Sumatra. Dat is een mogelijkheid die Baay niet eerder had overwogen, en met het gevoel nu misschien op het juiste spoor te zitten begon hij aan een nieuwe speurtocht.
Deli lag eind negentiende, begin twintigste eeuw ver van Batavia, ver van de belangrijke Nederlandse bestuurders. Het had iets van een staat in een staat, planters gingen er middels de tabak en later vooral de rubber hun gang, op weg naar het grote geld, terwijl de overheid een oogje toekneep. De contractarbeiders, grotendeels afkomstig van Java en uit het verre oosten, werden gelokt met beloften van een net salaris, goede arbeidsomstandigheden, woonruimte en zelfs medische voorzieningen. Maar het contract waarvoor ze tekenden was een wurgconstructie: bij het aangaan van de overeenkomst ontvingen ze een lening om de eerste kosten te dekken. Die lening zouden ze dan van hun salaris geleidelijk kunnen afbetalen. Maar in de praktijk lukte dat niet, werd de schuld door allerlei door de planters bedachte hobbels juist steeds groter. Daardoor zaten ze als het ware gevangen, konden geen kant uit. Waren overgeleverd aan hun planter, die feitelijk hun eigenaar was. Vaak een bruut, die er bij het minste of geringste op los liet slaan door zijn opzichters, niet zelden tot de dood erop volgde
Dat de omstandigheden voor de ‘contractkoelies’ moorddadig waren is officieel vastgelegd. In 1903 publiceerde mr. J. van den Brand namelijk zijn rapport ‘De millioenen van Deli’. De inhoud daarvan schokte de toenmalige Minister van Koloniën dermate dat hij direct een officier van justitie naar het gebied stuurde om te onderzoeken of Van den Brand niet overdreef. Diens rapport bevestigde de wantoestanden. Waarna de minister beide rapporten in een lade borg, waar ze pas tachtig jaar later weer uit tevoorschijn zouden komen.
Nu vraagt u zich natuurlijk af of Baay de speurtocht naar Moeinah met succes kon afsluiten. En of zij inderdaad een contractarbeidster is geweest. Maar daarvoor moet u het boek maar eens lezen. Wat trouwens, ook zonder Baays persoonlijke zoektocht, een onthutsend beeld geeft van een stuk koloniale geschiedenis waarvoor de Nederlandse overheid zich nu terecht schaamt.
Reggie Baay / De contractarbeiders van Deli. Een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië / 239 blz / Atlas Contact, 2024. Luisterboek / Voorgelezen door Robin Raven / 8 uur en 13 minuten / Atlas Contact, via Storytel.