(In het kader van 80 jaar bevrijding)
Hoe kom je als Nederlander aan een omvangrijk landgoed in Duitsland? Om preciezer te zijn, aan een landgoed in Oost-Pruisen, een streek die tegenwoordig deels in Polen, deels in Rusland ligt? Het overkwam Michiel Hoogendijk kort na de Eerste Wereldoorlog. Als succesvol handelaar en internationaal agent in textiel, gevestigd in Rotterdam, wist hij eind 1919 een wagonlading Engelse stoffen van hoog niveau te slijten aan een Duitse fabrikant voor wie dit, in de tijdens van schaarste, een buitenkans was. Hoogendijk weigerde echter betaling in contanten, de inflatie had in Duitsland zulke hoogten bereikt dat baar geld binnen een week weinig waard zou zijn. Nee, hij wenste betaald te worden in onroerend goed. Dat werd dus een landgoed.
Na enkele geslaagde ruilacties, die Hoogendijk een steeds mooier bezit opleverden, wist hij in juni 1922 de hand te leggen op het Rittergut Schakenhof. Met z´n ruim vijfhonderd hectaren en tientallen landarbeiders inderdaad een fors agrarisch bedrijf. De eerste jaren waren zwaar maar Hoogendijk leerde het vak snel, hij bleek over affiniteit met het landleven te beschikken. En hij wist er een redelijk welvarend bestaan uit te halen, in ieder geval genoeg om een rentmeester aan te stellen voor de dagelijkse leiding en om de wensen van zijn vrouw en zeven kinderen – een luxe ingericht huis, paarden, vakanties – te vervullen.
Oost-Pruisen bestaat als zodanig niet meer, maar tot aan de Tweede Wereldoorlog was het een provincie in het uiterste noordoosten van Duitsland. Het was een overwegend agrarische streek, met hier en daar wat dorpen of kleine steden. De aan de Baltische Zee gelegen Hanzestad Königsberg – tegenwoordig Kaliningrad – was de grootste stad. Op landbouwgebied stond de streek bekend als ‘de graanschuur van Duitsland’,
Alle gezinsleden ervoeren het eerste decennium in Duitsland als een gelukkige periode. De kinderen raakten volledig ingeburgerd, hadden vriendjes en vriendinnetjes, verkenden graag te paard het lege landschap, genoten van vakanties aan de kust. Hoogendijk en zijn echtgenote Johanna Cornelia zullen nog met enige regelmaat hebben teruggedacht aan hun vroege jaren in Rotterdam, maar ook zij pasten gaandeweg naadloos in de Oost-Pruisische samenleving.
Aan dat geluk kwam langzaam maar zeker een einde na de opkomst van het nationaalsocialisme. Hitlers lange aanloop naar de macht, en daarna zijn opnieuw lange aanloop naar de oorlog zorgden ervoor dat de zorgvuldige observator lang tevoren kon aanvoelen welke kant het zou uitgaan. En Michiel Hoogendijk was zo’n oplettende analyticus. Hij realiseerde zich dat hij zich met zijn gezin in een gevaarlijke situatie bevond: want waren ze nu Nederlands óf Duits, Nederlands én Duits of waren ze het – rampzaliger – misschien wel geen van beiden? De voortekenen waren somber. Na de Duitse inval in Nederland liet Duitsland hem een poos opsluiten. En de Nederlandse autoriteiten weigerden al lang daarvóór Hoogendijks brieven over een mogelijke terugkeer naar Nederland te beatwoorden.
Bovendien was de gezinssituatie zelf ook bijzonder complex. Hoogendijk en Johanna Cornelia verafschuwden de nazi’s, zoals ook enkele van hun kinderen dat deden. Maar vier van de dochters geloofden heilig in Hitlers missie en waren verloofd of getrouwd met fanatieke nazi´s.
Wat maakt dit boek nu zo indrukwekkend? Dat is heel simpel: het door en door persoonlijke van de beleving. Zodra de kinderen het ouderlijk huis verlieten, en midden jaren dertig was dat proces gaande, begonnen ze elkaar en hun ouders brieven te schrijven. Brieven over dagelijkse dingen, maar ook heel veel waarin ze zich uitlieten over de oorlog, over de goede of foute keuzes van hun broers en zussen en, tegen het einde van de oorlog, ook over de wandaden van zowel de nazi’s als de Russen. Want Oost-Pruisen werd een bloedig strijdperk. Ingrid Hoogendijk, de kleindochter van Michiel, erfde een koffer met honderden van die brieven. Ze gebruikt ze om het verhaal te vertellen. Niet haar verhaal, maar dat van haar voorouders. Want zij zijn het die middels hun eigen brieven aan het woord zijn.
‘Ons gaat het in ieder geval nog goed’ gaat tussen de regels door over veel meer dan de belevenissen van een enkele familie. Het gaat over het herkennen van goed of kwaad, over het maken van keuzes en uiteindelijk ook over het begrip nationaliteit. Is dat een papiertje of is het veel meer een gevoel?
Ingrid Hoogendijk / Ons gaat het in ieder geval nog goed. Een Nederlandse familie in het Derde Rijk / 416 blz / Thomas Rap, 2018.