Mening
Peter van der Ploes leest: Albert Speer & de waarheid

(In het kader van 80 jaar bevrijding)

Is het mogelijk om jarenlang tot de kring van intimi van Adolf Hitler te behoren, diens architect te zijn en vervolgens zijn extreem doortastende minister van Bewapening en Oorlogsproductie, en niet te weten van de vernietigingskampen? Zelfs niet wanneer je als minister verantwoordelijk was voor het inzetten van dwangarbeiders in de wapenfabrieken? Het antwoord lijkt voor de hand te liggen: nee, dat is niet mogelijk. Toch hield Albert Speer (1905-1981) zijn leven lang vol dat dit toch echt het geval was. Tijdens het tribunaal van Neurenberg, waarin van november 1945 tot oktober 1946 de 24 belangrijkste nazikopstukken terecht stonden voor hun oorlogsmisdrijven, volgde hij een opvallend, door hemzelf bedacht verweer: hij wist niet van de wandaden, dus was hij als persoon onschuldig; maar vanuit zijn hoge positie had hij het moeten weten, dus deelde hij in de schuld van het collectief, verdiende hij net als zijn voormalige collega’s daarvoor de strop. Hij kwam weg met een gevangenisstraf van twintig jaar.

Speer moet op de vier rechters in Neurenberg – een Amerikaan, een Brit, een Fransman en een Rus, allen door de wol geverfde juristen – indruk hebben gemaakt. Anders is zijn relatief lichte straf niet te verklaren. Maar welke snaar raakte hij dan? Voor dat antwoord moet je misschien het plaatje dat de rechters voor zich zagen even oproepen. De meeste van de mannen in de beklaagden bank waren hoge militairen, ook als zodanig gekleed, die op hoge toon volhielden niets fout te hebben gedaan, ofschoon enorme hoeveelheden bewijsmateriaal het tegendeel aantoonden. Die de rechters niet lieten uitpraten, die van tijd tot tijd riepen dat dit een schijnproces was. De meeste van hen kregen de strop. Dan waren er enkele oudere politici die deel hadden uitgemaakt van Hitlers eerste, kortstondige kabinet. Zij werden vrijgesproken. En dan was er Speer. Niet in uniform, zacht sprekend, de enige die in zekere zin schuld bekende ofschoon hijzelf zich niet schuldig had gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid. Naast die militairen kwam hij beschaafd over. Zijn verdedigingslijn was interessant voer voor juristen. Het schijnt dat de Russische rechter hem de doodstraf wilde geven, terwijl de Amerikaan dat te ver vond gaan. Twintig jaar was een compromis. Hijzelf was verbijsterd dat hij mocht doorleven.

Die twintig jaar bracht hij door in Spandau, de oude gevangenis in Berlijn. Hij zat daar samen met Rudolf Hess, die levenslang had gekregen. Om niet te versuffen begon hij een moestuintje, wandelde iedere dag uren de ruime binnenplaats in het rond en hield een dagboek bij. Voor dat laatste gebruikte hij velletjes toiletpapier die door bezoekers naar buiten werden gesmokkeld. In 1966 kwam hij vrij. Op een voor hem gelukkig moment: de oorlog was twintig jaar voorbij, Duitsland krabbelde door het Wirtschaftswunder weer wat op én er was een nieuwe generatie aangetreden. Kortom, er ontstond langzaamaan onder de bevolking wat interesse voor de oorlog. En nu kwam daar de belangrijkste nog in leven zijnde nazi en die bracht het ene boek na het andere uit, zoals ‘Erinnerungen’ (1969) en ‘Spandauer Tagebücher’ (1975). Die boeken waren niet alleen internationale bestsellers die Speer een riant inkomen bezorgden, ze vormden ook de aanleiding voor historici om de man en zijn (mis)daden nu eens echt onder het vergrootglas te leggen.

In die bibliotheek aan boeken en artikelen over de ‘echte’ Albert Speer vallen twee auteurs in het bijzonder op. De eerste is de historicus Joachim Fest (1926-2006), cultuurredacteur bij de Frankfurter Allgemeine. Zijn veelgelezen boeken over Albert Speer lijken gebaseerd op degelijk onderzoek, maar een groot deel van dat onderzoek bestond uit gesprekken met Speer. Fest deed ook de redactie van Speers boeken, en ontving daarvoor van Speer op diens aandringen ook een deel van diens honorarium. Hoe objectief kon hij zijn, vraag je je dan af. Deed Fest aan serieuze journalistiek of poetste hij bij iedere nieuwe publicatie het blazoen van zijn vriend nog maar eens op.

De Britse onderzoeksjournalist Gitta Sereny (1921-2012) geloofde niets van Speers verhaal. Voor haar boek over Speers nodigde zij zichzelf en haar echtgenoot voor drie weken uit bij Speer thuis. Met de gedachte dat tijdens zo’n logeerpartij in een huiselijke omgeving en zonder tijdsdruk een sfeer van vertrouwelijkheid zou kunnen ontstaan en Speer wellicht zijn masker zou laten vallen. Speer ontving het paar hartelijk, gedroeg zich wekenlang hoffelijk en in de avonduren zelfs amicaal, maar het door haar zo gehoopte zwakke moment bleef uit. Zij publiceerde haar biografie van Speer uiteindelijk in 1995, met de veelzeggende titel ‘Albert Speer. His Battle with Truth’ (‘Albert Speer. Verstrikt in de waarheid’).

Dit is een lange inleiding tot een blogje over de nieuwe roman van de Franse auteur Jean-Noël Orengo, ‘De ongelukkige liefde van de Führer’. Maar Orengo’s verhaal gaat dan ook over Speer, met name over de hierboven genoemde aspecten: het verzwijgen van de waarheid, het eindeloos volhouden van de leugen. In tegenstelling echter tot Fest, Sereny en al die anderen schreef Orengo geen wetenschappelijke biografie of een artikel, maar goot hij het verhaal in de vorm van een (soort van) roman. Dat is, zeker met dit onderwerp, een ongewone en verrassende keuze. Maar het geeft hem wel de vrijheid van de romancier, de macht om ook die zaken te benoemen die je in een wetenschappelijke studie maar moeilijk kan aantonen. Of een nuancering aan te brengen die historisch misschien niet voor de volle honderd procent is te verantwoorden maar die in psychologisch opzicht tot een beter begrip van het verhaal leidt.

De meest opvallende draai die Orengo aan zijn verhaal geeft is die van de persoonlijke relatie tussen de Führer en zijn architect. In de titel van zijn roman geeft hij die al weg: ‘De ongelukkige liefde van de Führer’. Het is bekend, en historisch ook aan te tonen, dat Hitler als jonge man een gemankeerde kunstenaar was. Zelf overtuigd van zijn artistieke kunnen, werd hij desondanks geweigerd door de academie. Dat vrat zijn leven lang aan hem, en die frustratie bestreed hij door, zodra hij in de juiste positie was, kunstenaars en architecten opdrachten te verlenen. Speer was in zijn ogen het ideaalbeeld van de Germaanse kunstenaar: lang, blond, blauwe ogen, stijlvol gekleed, gedistingeerd. Speer was in zekere zin alles wat Hitler niet was, hoe Hitler eigenlijk zelf had willen zijn. Maar het ongelukkigerwijs niet was geworden. Samenwerken met Speer, zeker in de tijd dat die zijn architect was, stond voor Hitler gelijk aan zich laven aan schoonheid, zich opladen.

Orengo koos ervoor het verhaal door Speer zelf te laten vertellen. Als lezer onderga je zo dezelfde sensatie als de talloze journalisten en historici die hem interviewden: het lezen dan wel aanhoren van een waarheid die door hemzelf was gefabriceerd en die hij zorgvuldig in stand hield. Een waarheid die hij ook verkondigde in zijn publicaties. Daaruit komt ook de opmerking die een SS-officier eind jaren dertig maakte tegen Speer, na afloop van een overleg met Hitler: ‘U bent Hitlers ongelukkige liefde’. Een veelzeggende uitspraak. Haast te mooi om waar te zijn, met die dubbele lading die erin verborgen ligt. Misschien is ie ook niet waar, hij vloeide immers uit Speers eigen pen…. Maar ook Orengo vond hem mooi, te mooi om niet te gebruiken.

Jean-Noël Orengo / De ongelukkige liefde van de Führer / Vertaald uit het Frans door Hans E. Van Riemsdijk / 282 / Atlas Contact, 2025.

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter

Social Media Auto Publish Powered By : XYZScripts.com