Liefde op het eerste gezicht
‘Vicenza is de stad van Andrea Palladio. Zijn gebouwen bepalen er in belangrijke mate de sfeer. Constantijn was hier op 12 juni 1620. Hij wandelde door de stad, bewonderde de palazzi en bezocht twee keer het door Palladio ontworpen Teatro Olimpico. Daarover schrijft hij in zijn reisjournaal: “Omdat ik vreesde dat mijnheer de ambassadeur de volgende dag alweer verder zou gaan, stal ik voor het souper één uur om het Teatro Olympico van de Vicentijnse aristocratie te bekijken. Het is een modern bouwwerk, maar werkelijk van een schoonheid die nergens in Europa wordt aangetroffen.” Het was voor Constantijn dus liefde op het eerste gezicht, de bouwkunst van Palladio. Voor ons zijn de stad en het theater dan ook een belangrijke stop op onze reis.
Constantijn hield hartstochtelijk van de bouwkunst van de antieke oudheid. Maar hier in Italië leerde hij die architectuur kennen in zijn meest gesublimeerde vorm, in de gebouwen die waren ontworpen door Andrea Palladio. Deze architect had een halve eeuw eerder, uitgaand van de bouwstijlen van de antieken, een geheel eigen stijl ontwikkelt die je vandaag de dag in gebouwen overal ter wereld terugvindt. Palladio, en diens leerling Vincenzo Scamozzi, zouden na deze reis Constantijns architectuurhelden blijven, zijn leven lang. Hij bezat hun tractaten, kende hele stukken daarvan waarschijnlijk uit zijn hoofd. Bij het ontwerpen van zijn eigen huis aan het Plein in Den Haag, vijftien jaar later, maakte hij daar gebruik van. Constantijns vriend Jacob van Campen, de architect, zou enkele jaren later hetzelfde doen bij de bouw van het Mauritshuis.
Wat trof Constantijn aan in het Teatro Olimpico? Het is, gemodelleerd naar antieke theaters, een zaal met een cirkelvormig, halfrond deel waar de toeschouwers zitten, op banken die steil omhoog lopen. Aan de achterzijde wordt dat afgesloten door een zuilengalerij met daarop levensgrote beelden. Boven dit alles is op het plafond een lucht geschilderd. Maar het mooiste is, en dat vond Constantijn ook, het toneelbeeld. In zijn eigen woorden: “Het decor is van de grootst mogelijke architectonische schoonheid, gedecoreerd met bijzonder kostbare antieke beelden. Het ziet eruit als de vleugel van een paleis, met in het midden een straat met een lengte van 26 passen. Vooraan is de breedte ervan 7 passen, aan het einde 2,5, en naar achteren toe loopt ze omhoog, als in een perspectivische tekening. Door het spits toelopen lijkt de straat wel twintig keer dieper dan ze in werkelijkheid is, een wonderlijk trompe-l’oeil dat de meest geoefende ogen kan misleiden.”
Dit decor is door Palladio bij de bouw in 1580 aangebracht en staat er nog steeds. Er worden nog regelmatig toneelvoorstellingen gegeven, waarbij het decor dus vaststaat. Lijkt me lastig voor regisseurs, of juist een uitdaging. Want het is natuurlijk een eer om een regie te doen in het oudste nog bestaande overdekte theater ter wereld.
Wij hadden tevoren toestemming gevraagd om behalve in de zaal ook op het toneel te mogen filmen. Die werd, omdat Constantijn naast dichter ook toneelschrijver was, gegeven. Een vriendelijke Italiaanse suppoost liep met ons mee, regelde onze speciale verzoeken en ging zelfs zo ver om de lichtman te vragen onze acties op het toneel mooi uit te lichten. Karlien heeft, wat ze op meer plekken doet, Constantijn passen gecontroleerd. Ook heeft ze, zittend op het podium en met het spectaculaire toneelbeeld op de achtergrond, de passage over het theater uit Constantijns reisjournaal voorgelezen. Waarmee een stukje uit zijn werk tóch nog ten gehore is gebracht in wat hij beschouwde als het mooiste theater ter wereld. Hij zou het vast goed hebben gevonden.
Morgenvroeg vertrekken wij naar Padua. Venetië komt steeds dichterbij. Wordt vervolgd’.
Peter van der Ploeg