Padua, Il Salone
‘We zijn bijna in Venetië. Dat zal François van Aerssen, de leider van de Hollandse delegatie, ook hebben gedacht, want op zaterdag 13 juni 1620 besloot hij niet te overnachten in Padua, maar door te reizen naar Venetië, waar het gezelschap laat in de avond arriveerde. Constantijn moet dat hebben betreurd, want er stond in Padua wel het een en ander op zijn lijstje. Gelukkig was er op de terugweg naar Den Haag, ruim drie weken later, wél tijd om even rond te kijken. Toen Van Aerssen op die dag een beleefdheidsbezoekje bracht aan de podésta, de hoogste plaatselijke magistraat, zag Constantijn zijn kans schoon om de Grote Zaal te gaan bekijken, ook bekend als ‘Il Salone’.
Il Salone is de grootste middeleeuwse zaal van Europa waarvan de overkapping niet door zuilen wordt gesteund. Hij ligt op de bovenverdieping van het Palazzo della Ragione en diende heel lang als de vergaderzaal van het stadsbestuur. De decoratie is heel bijzonder, die bestaat uit meer dan driehonderd fresco’s met voorstellingen van de maanden van het jaar, de sterrenbeelden en de activiteiten in de seizoenen. Constantijn zag ze, maar meldt ze niet in zijn reisjournaal. Wat hem meer interesseert is opnieuw de omvang van het gebouw en de bouwtechniek. Hij loopt de lengte en de breedte van de zaal, noteert de afmetingen en schrijft dan: “De ruimte wordt in haar geheel overspannen door een gewelfd plafond zonder enige steunpilaar. De wonderlijke constructie lijkt haar sterkte hoofdzakelijk te danken te hebben aan ijzeren binten die in de nok met elkaar verbonden zijn.” Trekstangen dus, of trekankers, die ervoor zorgen dat de naar buiten gerichte krachten op een muur worden tegengegaan. Maar dat begrip en de werking ervan zijn nieuw voor hem.
Deze en andere opmerkingen in het reisjournaal lijken erop te duiden dat Constantijn zich tijdens deze reis van alles ging afvragen over de technische aspecten van het bouwen. Als dat inderdaad zo is, als hij door het zien van nieuwe constructies werd geprikkeld te begrijpen hoe die op het technische vlak in elkaar staken, dan zou je zomaar kunnen denken dat de architect Constantijn, de man die zijn eigen huis aan het Plein in Den Haag en later Hofwijck zelf ontwierp, in Italië ‘geboren’ is.
Padua was voor ons een korte stop, een uurtje voor Il Salone en een half uurtje voor een snelle lunch op een terras. Daarna de snelweg op, op weg naar Venetië. Ons einddoel.
We hebben een hotel op het Lido, het langgerekte eiland dat voor Venetië in zee ligt. Om daar te komen neem je vanaf het plaatsje Tronchetta een veerboot, die je in een half uurtje naar je bestemming brengt. Op die tocht kom je vlak langs de Piazza San Marco en het Palazzo Ducale, het Dogenpaleis. We schrokken van de hoeveelheid mensen die we zagen, je kon over de hoofden lopen. Wat een verschil met het heerlijk rustige Vicenza! Dat het in Venetië druk is met toeristen wisten we natuurlijk al, maar dit leek wel heel erg. Morgen maken we daar opnamen, gaan we proberen het Venetië van Constantijn aanschouwelijk te maken. Een Venetië met nauwelijks toeristen. We gaan zien hoe dat loopt.
Wordt vervolgd’.
Peter van der Ploeg