Peter van der Ploeg, directeur van Huygens Hofwijck, vervolgt zijn reisverhaal: Heidelberg is voor François van Aerssen en zijn mannen na ruim twee weken reizen de eerste halteplaats van belang. De ambassadeur neemt daar twee dagen de tijd voor politiek overleg. De keurvorst is immers een protestant en dus een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen Spanje, die na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand in 1621 ongetwijfeld weer zal oplaaien. De keurvorst van de Pfalz zelf, Frederik V, is op dat moment echter niet in Heidelberg. Hij is kort daarvoor samen met zijn echtgenote Elisabeth Stuart afgereisd naar Praag, waar hij door een handvol protestantse Europese vorsten op de troon van Bohemen is gehesen. Hij zal daar slechts één winter koning zijn en daarna verjaagd worden door samenwerkende katholieke vorsten. Frederik en Elisabeth vluchten dan naar Den Haag, waar hij verder door het leven zal gaan als de ‘Winterkoning’. Van Aerssen voert zijn overleg bij ontstentenis van de vorst met hoge edelen.
Op de ochtend van 9 mei, na aankomst en een comfortabele nacht in de lokale herberg, laat Van Aerssen zich aankondigen bij ‘mevrouw de keurvorstin-douairière van de Palts’, de moeder van Frederik. Zij, Louisa Juliana van Nassau (1570-1644), is een dochter van Willem van Oranje. Van Aerssen krijgt dan ook een warme ontvangst. Dit geldt ook voor Constantijn. Diens vader, Christiaan Huygens de Oude, was als jonge man immers de secretaris van Willem van Oranje geweest. Louisa Juliana complimenteert Constantijn om zijn ondernemingszin en in zijn reisjournaal noteert hij trots: ‘Ze prees me dat ik het besluit genomen had tot deze mooie reis, zodat ik de mooiste dingen in zo veel verschillende landen zou kunnen bezichtigen.’ In Heidelberg, waar hij vrij is, voegt hij gelijk maar de daad bij het woord en geniet van alles wat dit luxueuze hof hem te bieden heeft.
Het paleis en de tuinen zijn vrij recent aangelegd, op een afgeplatte berghelling hoog boven de stad en de rivier de Neckar. Constantijn: ‘Amper vier jaar geleden was dit alles niets dan kale rots, net als de rest van de berg. Nu groeien er bloemen, vijgenbomen, oranjebomen etc. in overvloed. Aan het eind van de tuin zagen wij grotten en fonteinen die door Salomon de Caus ontworpen zijn.’ Hij zal zich realiseren dat aan dit prestigeproject geweldig veel geld is gespendeerd, maar dat de vorstelijke uitstraling ervan in politiek opzicht onbetaalbaar is. Vanaf 1625, wanneer Constantijn eerst secretaris en daarna tevens raad en rekenmeester is van Frederik Hendrik en Amalia van Solms, zal hij nauw betrokken zijn bij het creëren van een hofcultuur die precies hetzelfde beoogt.
Onderdeel van de uitgebreide rondleiding die hij krijgt is ook ‘het grote vat van Zijne Majesteit’, een wijnvat van kolosaal formaat. Het heeft een capaciteit van 220.000 liter en is gemaakt van het hout van honderdendertig volwassen eiken. Langs de zijkant loopt een trap naar een plateau bovenop het vat: ‘Wij klommen er helemaal bovenop en proefden daar de wijn die uit het vat werd geput. In de wijnkelder, die meer dan driehonderd jaar oud zou zijn, dronken we nog wat meer.’
Op zondag 10 mei trekt Constantijn na de kerkdienst zijn eigen plan. Hij meldt zich bij Janus Gruterus, professor in de geschiedenis aan de Heidelbergse universiteit én, voor Constantijn interessanter, bibliothecaris van de Bibliotheca Palatina. Deze dan al honderden jaren oude bibliotheek van de keurvorsten van de Pfalz is een van de meest indrukwekkende verzameling boeken en manuscripten van die dagen. Met ruim 13.000 gedrukte boeken en bijna 4.000 handschriften zeker een van de grootste. Constantijn wordt door Gruterus hoffelijk ontvangen, krijgt een page mee en mag naar hartenlust grasduinen. Hij raakt uitzinnig van enthousiasme: ‘Ook zag ik een Grieks evangelie van de hand van Paulus, enkele oeroude banden van Vergilius, door de dichter zelf helemaal in kapitalen geschreven.’ Hij merkt op dat de bibliotheek van de universiteit van Oxford, de Bodleian Library, die hij twee jaar eerder bezocht, niets is vergeleken met deze rijkdom: ‘Ik vind het nu bespottelijk dat ik ooit zo’n ophef heb gemaakt over de bibliotheek van Oxford.’ Ook aan dit moment kun je een vooruitzicht plakken, zoals zo vaak op deze reis het geval zal zijn. In de jaren hierna, en zeker na zijn aanstelling bij de Oranjes, zal Constantijn een van de grootste particuliere bibliotheken van de Republiek bijeenbrengen.
Al de pracht en praal in Heidelberg zal Frederik V niet helpen. Na zijn nederlaag tegen de katholieken in Bohemen in november 1620 vlucht hij naar Den Haag en blijft daar de rest van zijn leven in ballingschap. Paus Gregorius XV, die al eerder hebberig heeft gekeken naar de kostbare boekenschat in Heidelberg, laat de complete Bibliotheca Palatina in een kleine tweehonderd kisten naar Rome vervoeren, waar ze nu deel uitmaakt van de Vaticaanse bibliotheek. En tegen het einde van de eeuw vallen het kasteel en de tuinen ten prooi aan plunderende Franse troepen. Je mag dus vaststellen dat Constantijn het complex zag op haar – bijzonder korte – hoogtepunt.
In onze film was Heidelberg in juni 2017 – afgezien van wat opnamen onderweg – de eerste echte opnamelocatie. En dat was spannend, want we hadden ons goed voorbereid maar beschikten natuurlijk niet over het budget om vooraf alle locaties te verkennen. Dus vertrouwden we vaak op ons vermogen tot improviseren, sloegen we ‘en route’ zijweggetjes in als we vermoedden dat zich daar een sfeervolle plek bevond. Soms was dat ook het geval. Een enkele keer stuitten we zo op een verkoelend beekje. Dat was prettig, want die junimaand was heel heet, met temperaturen in onze Fiat 500 zonder airco maar mét glazen dak die opliepen tot wel 38 graden. Wat toch wel problematisch was wanneer we na een paar uur rijden voor de camera moesten.
Op 11 mei vertrekken Constantijn en zijn gezelschap uit Heidelberg met bestemming Rothenburg, het mooiste stadje van de Duitse gebieden. Maar de hoofdwegen laten ze nu achter zich, ze trekken de provincie in. Het wordt ploeteren. We ontmoeten ze weer op 14 mei, in Rothenburg. (Peter van der Ploeg)