Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck, doet verslag van de reis van Constantijn Huygens naar Venetië. Vandaag deel 10, op weg van Verona naar Vicenza.
Eenmaal in het Noord-Italiaanse laagland wordt het dagelijkse portie kunst en cultuur dat Constantijn krijgt voorgeschoteld snel indrukwekkender. Ook liggen de culturele hoogtepunten nu dicht bij elkaar. Zelfs in 1620 kun je op je gemak in één dag van Verona naar Vicenza reizen, wat Constantijn en zijn gezelschap op 11 juni dan ook doen. Tijdens die comfortabele tocht, waarvoor het gezantschap beschikt over zes koetsen met vierspannen die door het Veronese stadsbestuur ter beschikking zijn gesteld en die voert over goede wegen door een vlak landschap, heeft Constantijn dan ook tijd genoeg om zijn indrukken van Verona te verwerken. Misschien werkt hij zijn reisjournaal wel bij.
Na het vertrek uit Brescia, vier dagen eerder, voerde de route langs het Lago di Garda. Tegenwoordig is dat grote meer in de eerste plaats een geliefde vakantiebestemming, en ook Constantijn roemt de schoonheid van het meer en de stadjes als Peschiera en Desenzano ‘een van de mooiste dorpjes van Italië.’ Maar Constantijn, die zijn klassieken kent, heeft in deze contreien steeds vaker associaties met beroemde antieke schrijvers en denkers. In Sirmio, nu Sirmione geheten, ook aan het Gardameer gelegen, had de dichter Gaius Valerius Catullus een landhuis. En eenmaal in Verona zal hij ook niet nalaten beroemde inwoners uit de Oudheid te noemen, waaronder Plinius de Oudere en Vitruvius. Het verre verleden komt steeds dichterbij.
Het onderkomen van François van Aerssen en zijn mannen in Verona wordt door het stadsbestuur aangeboden. Het is het palazzo van de grootkapitein, een imposant complex van gebouwen. Constantijn moet zich weken hebben verheugd op zijn bezoek aan deze stad, want hij zou er zijn eerste antieke bouwwerk zien, het amfitheater.
Ambassadeur Van Aerssen laat het bij het amfitheater bij een enkele blik op het exterieur, vanuit de koets waarin hij ter sightseeing wordt rondgereden door zijn gastheren. Voor Constantijn voldoet dit vanzelfsprekend niet. Het reisjournaal: ‘Ik was nog niet tevredengesteld door de enkele blik op de Arena, dus toen ’s middags [na het overvloedige middagmaal – PP] de warmte iedereen binnen hield, ging ik het bouwwerk nader bekijken, aangezien dit het best bewaarde amfitheater is. De arena wordt nog dagelijks gebruikt voor toernooien en steekspelen, voor wedstrijden ringsteken en ander vermaak. Van het hoogste gedeelte van de buitenmuur zijn nog slechts enkele restanten te zien. Toen ik daar bovenop was geklommen, verbaasde ik me over de zware en machtige stukken marmer die van beneden zo nietig hadden geleken en nauwelijks in staat een storm te doorstaan.’ Hij mijmert nog wat over de mogelijke architect en sluit dan af met : ‘Hoe dan ook, het bouwwerk zelf geeft duidelijk te kennen dat het opgericht moet zijn tijdens de grootste bloei van het imperium’.
In onze film mocht de Arena natuurlijk niet ontbreken. Voor de opnamen hadden we vooraf toestemming gevraagd en gekregen, maar ons was er niet bij verteld dat tijdens ons bezoek het decor werd opgebouwd voor een uitvoering van de opera Nabucco. Het was een stralende dag en in de verstikkende hitte van het theater waren tientallen decorbouwers bezig met hamers, zagen en boormachines. De befaamde akoestiek van de Arena zorgde ervoor dat horen en zien je verging. In de koptelefoon van Jacques van Herten, onze cameraman, werd dat nog versterkt. Volgens het script hoefden we slechts vier stukken tekst op te nemen, maar pas tijdens iets wat leek op de koffiepauze van de decorbouwers konden we dat in een razend tempo doen.
Na Heidelberg en Stuttgart ziet Constantijn in Verona opnieuw een tuin die indruk op hem maakt, de Giardino Giusti. Aangelegd in het begin van de 16e eeuw is de tuin al in Constantijns tijd een schoolvoorbeeld van hoe met groen een architectuur te creëren. Met een formeel centraal gedeelte en een aangrenzende ‘natuurlijke tuin’ vertoont het plan een opmerkelijke overeenkomst met een van de gedachten achter de tuin van Hofwijck. Of hier sprake is van een directe invloed, zo’n twintig jaar later, is niet te zeggen, maar je hoopt het ergens …
In Verona komt Constantijn tijd te kort. Hij bezoekt nog ene graaf Bevilacqua, die hem zijn kunstcollectie toont. En in gezelschap van ‘mijnheer de ambassadeur’ ook de Accademia Filarmonica, een nog bestaand instituut, waar ter gelegenheid van het hoge bezoek uit de Nederlanden een feest is georganiseerd: ‘De avond van ons bezoek had men alle dames uitgenodigd die voor het zomerseizoen de stad nog niet hadden verlaten. Na voortreffelijke zang en spel van onder meer spinetten en teorben gingen zij ten dans op hun pianelle, open schoentjes van een halve el hoog of zelfs nog meer.’ De beroemde brug over de Adige, de Ponte Scaligero, mag ook niet worden gemist. Op deze dag maakt het reisjournaal toch echt de indruk dat Constantijn een lijstje heeft opgesteld en dat afwerkt. Als een toerist.
Vandaag de dag is Verona vergeven van de toeristen. Geen wonder, met zoveel bijzondere monumenten én dan ook nog de rijkdom van tientallen avonden opera per seizoen in die majestueuze Arena. Maar er zijn ook kleinere attracties, en één waarvan ik vermoedelijk niet geweten zou hebben als mijn collega Karlien, die met mij de presentatie van de film deed, die niet op háár lijstje had staan: het balkon uit de beroemde balkonscène uit Shakespeare’s Romeo and Julia. Hordes toeristen wezen de weg, toen we eenmaal dichtbij waren. En, toegegeven, het lijkt heel authentiek. Daar werd vanzelfsprekend direct een selfie mee gemaakt.
Zoals gezegd, het was een heel comforbale tocht van Verona naar Vicenza, die 11e juni. Bij aankomst, tegen de avond, zal Constantijns reisjournaal ongetwijfeld zijn bijgewerkt. In Vicenza zal Constantijn de dag erna een liefde voor het leven opdoen. Geen vrouw, maar een architect. (Peter van der Ploeg)