Nieuws
Met Constantijn naar Venetie: Het reisdoel wordt bereikt

Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck verhaalt over een reis van Constantijn Huygens naar Venetië – 400 jaar later. Vandaag deel 11: Van Vicenza naar Venetië, 13 juni 1620

Er zijn tijdens Constantijns reis meerdere momenten aan te wijzen waarop hij ervaringen opdoet die hem de rest van zijn leven plezier zouden bezorgen. Zijn verblijf in Vicenza, op 11 en 12 juni, hoort daar zeker bij. Uit zijn reisjournaal kunnen we opmaken dat hij ook precies weet wat hij daar wil zien, want direct na de late aankomst van het gezantschap gaat hij in zijn eentje op pad: ‘Omdat ik vreesde dat mijnheer de ambassadeur de volgende dag alweer verder zou gaan, stal ik voor het souper één uur om het Teatro Olimpico van de Vicentijnse aristocratie te bekijken. Het is een modern bouwwerk, maar werkelijk van een schoonheid die nergens in Europa wordt aangetroffen.’

Zo’n oordeel nodigt uit tot een nadere beschouwing. Want wat ziet Constantijn in het Teatro Olimpico? Het is, door Andrea Palladio en zijn leerling Vincenzo Scamozzi, gemodelleerd naar antieke theaters met gebruikmaking van de vormentaal die niet lang daarvoor tijdens de renaissance is herontdekt. De zaal is cirkelvormig, met een halfronde sectie waar de toeschouwers plaatsnemen, op banken die steil omhoog lopen. Aan de achterzijde wordt het afgesloten door een zuilengalerij met daarop levensgrote beelden. Boven dit alles is op het plafond een lucht geschilderd. Maar het meest indrukwekkend is het toneelbeeld. Constantijn: ‘Het decor is van de grootst mogelijke architectonische  schoonheid, gedecoreerd met bijzonder kostbare antieke beelden. Het ziet eruit als de vleugel van een paleis, met in het midden een straat met een lengte van 26 passen. Vooraan is de breedte ervan 7 passen, aan het einde 2,5, en naar achteren toe loopt ze omhoog, als in een perspectivische tekening. Door het spits toelopen lijkt de straat wel twintig keer dieper dan ze in werkelijkheid is, een wonderlijk trompe-l’oeil dat de meest geoefende ogen kan misleiden.’

Voor het filmen was het theater een ideale locatie. Een vriendelijke Italiaanse suppoost liep met ons mee, regelde onze speciale verzoeken en ging zelfs zo ver om de lichtman te vragen in overleg met Jacques van Herten, onze cameraman die intussen naar de hoogste galerij was geklommen, onze acties op het toneel mooi uit te lichten. Want een van onze wensen was dat mijn collega Karlien, zittend op het podium en met het spectaculaire toneelbeeld op de achtergrond, de passage over het theater uit Constantijns reisjournaal zou voorlezen. En dat zij de afmetingen van het podium zou nameten door haar stappen te tellen. Iets wat Constantijn tijdens de reis op veel plekken deed, van Heidelberg tot Verona.  Dit als een kleine hommage aan hem, gebracht in wat hij beschouwde als het mooiste theater van Europa. Hij zou er vast mee hebben ingestemd.

Dat we dit mochten doen was wel bijzonder. Na mijn schriftelijke verzoek om in het theater te mogen filmen, ingediend enkele maanden voor onze trip, ontving ik alleen een prijslijst. Met daarop bedragen die ons beperkte budget ver te boven gingen. Ik antwoordde en benadrukte daarbij nog eens dat Constantijn Huygens de auteur was van het beroemdste Nederlandse toneelstuk van de Gouden Eeuw – sorry, Vondel – en dat hij zijn beide huizen geheel in de geest van Andrea Palladio en Vincenzo Scamozzi had ontworpen. En dat we de film maakten van een heel klein budget. Toen moet een ambtenaar op het stadhuis van Vicenza over zijn/haar hart hebben gestreken, want we kregen toestemming om te filmen en hoefden niets te betalen.

Constantijn houdt hartstochtelijk van de bouwkunst van de antieke oudheid. Maar hier, in Vicenza, leert hij die kennen in een gesublimeerde vorm. Een halve eeuw eerder had de architect Andrea Palladio, uitgaande van de bouwstijlen van de antieken, een geheel eigen stijl ontwikkelt – die je vandaag de dag in gebouwen overal ter wereld terugvindt. Palladio, en ook Vincenzo Scamozzi, zullen na deze reis Constantijns architectuurhelden blijven, zijn leven lang. Hij schaft hun tractaten aan voor zijn bibliotheek en zal die in de jaren dertig gebruiken bij het ontwerpen van zijn huis aan het Plein in Den Haag. Constantijns goede vriend Jacob van Campen, de architect, zal enkele jaren later hetzelfde doen bij de bouw van het Mauritshuis, er recht tegenover.

Ook in Vicenza is het gezantschap van François van Aerssen ondergebracht in een voornaam gebouw, het kleine maar luxueuze Palazzo del Capitaniato, ofwel het paleis van de hoofdkapitein. Dat staat op het centrale plein van Vicenza, recht tegenover de Basilica, het stadhuis, eveneens van de hand van Palladio. Net als in Verona wordt ter ere van de hoge Hollandse delegatie een bal georganiseerd. Het reisjournaal: ‘Na het middagmaal hadden de heren rettori alle vooraanstaande dames van de stad uitgenodigd voor het bal in ons palazzo. Ze kwamen in grote getale, prachtig uitgedost in gewaden met goud en zilver, parels, juwelen etc. Tot zonsondergang werd er gedanst, met de gebruikelijke statigheid en luister. Ze deden niets anders dan een paradedans, waar we diverse keren eenvoudig aan deelnamen als de dames ons vroegen.’

Op de vroege ochtend van 13 juni vertrekt het gezelschap uit Vicenza. Via een stop in Costozza voor een maaltijd en het bezichtigen van grotten bereiken ze Padua. Daar wordt ter hunner ere door de burgerwacht een welkomstsalvo afgevuurd, waarbij ongelukkigerwijs drie militairen worden geraakt, van wie er een voor hun ogen overlijdt. Van Aerssen besluit na een haastig middagmaal door te reizen naar Venetië. Die tocht maken ze op twee vanuit Venetië gezonden luxe schepen over de Brenta, het kanaal tussen Padua en Venetië. Constantijn ziet een middag lang de ‘fraaist denkbare paleizen en buitenhuizen’ langs het water liggen. Maar daarover later meer.

Laat in de avond van 13 juni arriveren ze in Venetië. Bij het licht van de maan steken ze de lagune over, zoals Constantijn noteert in zijn reisjournaal. Dat moet een sfeervol gezicht zijn geweest. Ditmaal is het geen grootse aankomst, maar varen ze ongezien de stad binnen. Constantijn: ‘Het is in deze stad namelijk de gewoonte dat ambassadeurs pas een dag of twee na aankomst worden welkom geheten.’ Ter afsluiting van zijn notities over de achter hem liggende tocht schrijft hij: ‘Ik prees de goede God voor de gelukkige afloop van de lange reis en telde uit dat we er zeven weken, om precies te zijn vijftig dagen, over hadden gedaan.’ Het gezantschap zal de komende drie weken in Venetië verblijven voor de ceremoniën rondom het verdrag tussen de Republiek Venetië en die der Verenigde Nederlanden. En, vanzelfsprekend, voor het bekijken van de stad die al in die dagen werd beschouwd als een van de mooiste op aarde. (Peter van der Ploeg)

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter

Social Media Auto Publish Powered By : XYZScripts.com