Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’Hofwijck verhaalt over de reis die Constantijn Huygens naar Venetië maakte. Vandaag deel 12, Venetië, 18 juni 1620.
Terwijl de overige leden van het gezantschap zich wat rust gunnen na de vermoeiende reis, begeeft Constantijn zich op 14 juni, de dag na hun aankomst in Venetië, naar het Palazzo Ducale bij San Marco om, zoals hij schrijft, de Doge ‘de hand te kussen en te vernemen wanneer en hoe het zijne Sereniteit behaagde hem -François van Aerssen- welkom te heten en audiëntie te verlenen.’ Constantijn ontmoet de Doge in diens werkkamer: ‘De doge omarmde me eerst vriendelijk en sprak vervolgens zijn dank uit voor alle eer die mijnheer de ambassadeur hem aandeed. Verheugd over zijn voorspoedige aankomst in Venetië liet hij hem verzekeren hier welkom te zijn als geen enkele ambassadeur ooit eerder, aangezien hij was gekomen om zo’n heugelijk en wenselijk verbond tussen de twee republieken te bekrachtigen. Van zijn kant, zo bezwoer hij, zou het voor altijd heilig en onschendbaar nageleefd worden, tot veiligheid van elk der beide staten en ter afschrikking van hun gemeenschappelijke vijanden.’
Antonio Priuli is van 1618 tot zijn overlijden in 1623 de 94ste Doge van Venetië. Spanje wordt in die jaren door Venetië beschouwd als een vijand die zich voorbereidt op een aanval, en Priuli regeert met harde hand om dat te voorkomen. Het verbond tegen de gezamenlijke vijand is voor de lagunestad dus net zo voordelig als het voor de Nederlanden is.
Twee dagen later, op 16 juni, volgt de officiële welkomstceremonie. Daartoe begeeft Van Aerssen zich met zijn gevolg aan boord van vijf gondels naar het klooster op San Giorgio In Alga, een eilandje net buiten de stad. Daar hebben veel belangrijke Venetianen zich reeds verzameld. Een uur later ziet Constantijn vanuit de stad 22 gondels op zich afvaren, waarop zich evenzovele senatoren, van de Pregadi, het hoogste bestuursorgaan van de stad, bevinden. Na aankomst bij San Giorgio in Alga begroeten zij Van Aerssen en zijn mannen, waarna iedere senator een van de Hollanders bij de arm neemt en naar zijn gondel leidt, waarna de stoet in processie de stad in vaart. De Hollanders worden vervolgens bij het door hen gehuurde palazzo afgezet. Waar ze te horen krijgen dat de officiële audiëntie de volgende dag plaats zal vinden.
De volgende ochtend wordt het ceremonieel een tandje zwaarder aangezet. Er verschijnen nu maar liefst 62 senatoren van de Pregadi, in 62 gondels, voor de Campo San Stefano waaraan het palazzo van de Hollandse delegatie zich bevindt. Van Aerssen en zijn mannen worden daarin op feestelijke wijze vervoerd naar San Marco, waar ze het Dogenpaleis betreden. In de Sala del Collegio, een immense zaal op de bovenverdieping van het paleis, ontvangt de Doge hen. Constantijns moment van glorie volgt na de officiële redes van Van Aerssen en de Doge. De leden van de Hollandse delegatie worden dan een voor een aan de Doge voorgesteld. Deze herkent Constantijn van diens bezoek enkele dagen eerder: ‘Toen mijn beurt gekomen was, herkende de doge me gelijk en gaf hij – naar wat ik later van mijnheer de ambassadeur heb mogen vernemen – zo hoog op van de wijze waarop ik hem twee dagen eerder de boodschap had mogen overbrengen, dat het de bescheidenheid niet schaadt dit te vermelden.’ Hij noteert het dan ook in zijn reisjournaal, dat hij in zekere zin als zijn CV beschouwt.
De dagen na het officiële moment heeft Van Aerssen regelmatig overleg met Venetiaanse bestuurders, met diplomaten en hoge edelen. Constantijn maakt er melding van, waarschijnlijk omdat hij zijn ambassadeur nu en dan moet bijstaan met hand- en spandiensten zoals het overbrengen van boodschappen. Zich bewegend door de stad is hij aangenaam verrast door de pracht en praal waarmee de Venetianen zich in het openbaar vertonen. Zo ook vandaag, op 18 juni. Dat is, traditiegetrouw op de tweede donderdag na Pinksteren, het feest van Corpus Domini. De hoogwaardigheidsbekleders trekken dan in een lange en rijk aangeklede processie door de stad.
In de komende weken zal Constantijn ook de architectuur en de kunstschatten van Venetië ontdekken, verzamelaars en glasateliers bezoeken én gegrepen worden door hemelse muziek. We zullen af en toe met hem meekijken. (Peter van der Ploeg)