De gemeente zal marktkooplieden die op de Leidschendamse markt staan geen kwijtschelding verlenen van marktgelden. Dat heeft wethouder Jan-Willem Rouwendal de gemeenteraad bericht. GBLV had zich hard gemaakt voor die kwijtschelding.
De wethouder noemt twee redenen waarom kwijtschelding formeel niet kan:
– De aanslagen marktgelden worden opgelegd op basis van de Verordening op de heffing en invordering van marktgeld. In deze verordening is bij artikel 10 opgenomen dat er geen kwijtschelding wordt verleend,
– Op basis van de zogenoemde hardheidsclausule van de Algemene wet inzake rijksbelastingen hebben B&W de bevoegdheid bepaalde groepen tegemoet te komen. De hardheidsclausule is hier echter niet van toepassing. De marktondernemers zijn al gecompenseerd voor de twee marktdagen die zij hebben moeten missen door middel van een éénmalige verlaging van de marktgelden over het 1e en 2e kwartaal.
Rouwendal stelt verder dat uit gesprekken met de marktondernemers is gebleken dat voornaamste reden voor het verzoek voor kwijtschelding ligt in de situatie waarin zij de afgelopen maanden hebben moeten werken, te midden van werkzaamheden die het gevolg zijn van de renovatie en verbouwing van winkelcentrum Leidschenhage.
‘Hieruit blijkt dat de moeilijkheden die de marktondernemers hebben ondervinden niet het gevolg is van de coronacrisis. Dit leidt ertoe dat ondersteuning van marktondernemers om twee redenen niet past binnen het huidige afwegingskader corona dat door het college is vastgesteld: Er zijn landelijke regelingen waar deze ondernemers een beroep op kunnen doen en de steunaanvraag is niet het gevolg van de coronacrisis’, stelt de wethouder.
‘Als één of meer marktondernemers, financieel onderbouwd, aan kunnen tonen dat de coronacrisis zeer nadelige financiële gevolgen heeft gehad, die niet via de landelijke maatregelen zijn gecompenseerd én die het gebruikelijke ondernemersrisico overstijgen, zal de gemeente in individuele gevallen in overleg treden met deze marktondernemer(s) en mogelijk compensatie verlenen’.