In zijn nieuwjaarsrede 2019-2020 kondigde burgemeester Klaas Tigelaar aan dat hij zich actief ging inzetten voor burgerparticipatie. De vakterm voor wat ooit ‘inspraak’ heette.
Tigelaars aankondiging klonk spannend. Zeker als burgerparticipatie zo ingevuld zou moeten worden als het moet zijn: de burger die rechtstreeks invloed krijgt op het gemeentelijke beleid.
We zijn inmiddels twee jaar verder. Van een echte participatie heeft de inwoner van Leidschendam-Voorburg tot nu toe niets gemerkt.
Wat is er dan wel gebeurd. De burgemeester heeft gesprekken gevoerd. Er waren ‘dialoogsessies’ met een Platform lokale democratie (PLD) opgericht door een handvol inwoners zonder enige achterban.
Er werden bijeenkomsten met ‘actieve’ bewoners, wie dat dan ook moge zijn, georganiseerd. Er kwam een ‘startnotitie’ van Klaas Tigelaar die ook met de gemeenteraad besproken werd. En op last van die raad bijgesteld moest worden.
Verder was er de oprichting van een ‘Kerngroep’ bestaande uit de burgemeester, de gemeenteraadsleden Jan Hendriks (CDA) en Jochem Streefkerk (PvdA), een handvol ambtenaren, iemand van het PLD, iemand van de Adviesraad sociaal domein en iemand van de Adviesraad Stompwijk. Daarnaast worden ambtenaren geschoold tijdens zogenoemde ‘participatie dinsdagen’.
Uw indruk is juist: allemaal procedures en kaders. In jargon het ‘proces traject’ genoemd. En praktisch? Er werden vier onderwerpen voor burgerparticipatie bepaald: right to challenge (de burger gaat zelf overheidstaken uitvoeren omdat hij dat beter of goedkoper kan), de omgevingsvisie, de energie omwenteling, digitale participatie (vanwege corona).
Alleen gaat die participatie niet zo maar. Er komen vier zogenoemde ‘dialoogtafels’: raadplegende overheid, samenwerkende overheid, informerende overheid, meewerkende overheid. Dan moet er ook nog een set afspraken komen voor de burgerparticipatie waarmee ‘alle betrokken partijen uit de voeten kunnen’ opdat niemand na afloop kan zeggen ‘ja, maar ik dacht dat…’
Het geheel wordt ook nog in een Participatieverordening vastgelegd zodat vastligt dat de burgerparticipatie via een vast proces met vaste stappen plaatsvindt. Dat alles ter faveure van een ‘serieus overleg’ en een groter draagvlak.
Al langer is duidelijk dat het bij burgerparticipatie eigenlijk gaat om een mentaliteitsverandering bij bestuurders en ambtenaren. In hoeverre zijn B&W, ambtenaren en gemeenteraad bereid macht af te staan aan de inwoners?
Het antwoord was, is en blijft: feitelijk niet. Het hier voor beschreven proces traject is niets anders dan een poging van ‘het bestuur’ om toch zoveel mogelijk macht te behouden. De burger mag participeren maar wel binnen onze spelregels, voorwaarden en eisen. En aan het einde beslissen wij toch.
Inspraak hield zo veel in als ‘je mening mogen geven’. Wat er vervolgens met die gegeven mening gebeurde, stond in de sterren geschreven. Kortom: het was eigenlijk vrijblijvend. Dat werd langzamerhand niet meer geaccepteerd, dus werd de burgerparticipatie uitgevonden.
Het resultaat is echter exact hetzelfde. Alleen wordt nu via dialoogtafels en wat dies meer zij tenminste de indruk gewekt dat het allemaal erg serieus wordt genomen wat de burger/inwoners er van denkt en vindt.
De indruk, want meer is het niet. Het is window dressing zolang de mentaliteit niet wijzigt. En daar is ‘het bestuur’ niet toe in staat omdat men geleerd heeft in machtsstructuren te denken. Twee jaar praten, notities schrijven en structuren bedenken veranderen daar niets aan. Net zo min als een gemeenteraad want die zit zelf in ‘het circuit’. Is zelf deel van de structuur.
Inspraak was eigenlijk nog niet zo gek. De term dekte ook de lading. Participatie betekent deelnemen. Maar dat vereist wel dat zulks mogelijk is of wordt gemaakt. En dat is nu juist niet het geval. Het etiket wijzigen verandert daar niets aan.