In het bedrijfsleven is het gebruikelijk om goed na te gaan hoe je product of dienst in de markt ligt. Koopstroomonderzoek, evaluaties, klant- en tevredenheid enquêtes maar bovenal het verloop van de verkoopcijfers in de gaten houden. Om dan concrete markt- en productverbeteringen door te voeren. Veruit de grootste dienstverlener in ons land is de overheid. Via een uitgebreid stelsel van wetten en regels en op basis van een stevig budget wordt een breed scala van uiteenlopende diensten verricht. Te denken valt aan de zorgsector, het onderwijs, veiligheid, ruimtelijke ordening, milieu, justitie. Ook op lokaal niveau zijn er legio relevante diensten zoals het sociaal domein, welzijn, afval- en groenvoorziening, verkeer en bouwprojecten.
Het verschil tussen beide leveranciers is opmerkelijk. Voldoet bijvoorbeeld een brood of ander product /dienst niet meer aan je eisen dan ‘stemt de consument met zijn voeten’ en koopt het niet meer, of niet meer bij die leverancier. Bij overheidsdiensten is dit niet mogelijk want de overheid is een monopolist. Zo is het opzeggen van mijn lidmaatschap / klantrelatie bij de belastingdienst nog niet gelukt.
Dit houdt dus wel in dat het niveau van de geleverde diensten vanuit de overheid wel aan hoogstaande leverings- en kwaliteitseisen moet voldoen. De vraag is of hier nu wel voldoende zicht op is en (onafhankelijk) onderzoek naar wordt gedaan? Want: wat gaat goed? Wat kan beter? En hoe dit te verbeteren? Of wil men niet in de spiegel kijken?
Laten we inzoomen op het lokale niveau: de gemeente. Hier bestaat al enkele decennia een meetinstrument voor: de zogenoemde bestuurskrachtmeting. Met als doel inzicht te geven in wat de gemeente presteert, tegen welke kosten. Hoe worden subsidies verdeeld en ingezet met welk resultaat. Hoe zit het met de vele gemeenschappelijke regelingen? Efficiency en effectiviteit worden hierbij gemeten. Hoe doelgericht en doelmatig werkt de eigen gemeente dus.
Uit onderzoek bleek dat minder dan de helft van de gemeenten hier ervaring mee heeft opgedaan en de overige (nog) niet. De bestuurskrachtmeting bestaat uit 2 delen namelijk een onderzoek naar de actuele bestuurlijke opgaven waar de gemeente voor geplaatst wordt meestal op basis van documentenonderzoek. Naast de vele lopende zaken is met name het coalitieakkoord hierbij een leidraad. Het gaat dan over zaken als de publieke diensten, bestuur, financiën en organisatie. Het tweede deel is de kwalitatieve beoordeling: wat is van deze opgaven terecht gekomen? Dit laatste vaak op basis van enquêtes en interviews. Conclusies en aanbevelingen ronden de rapportage dan af.
Toch goed voor bestuurders en inwoners om te weten hoe de gemeente functioneert. Zeker in het licht van de nieuwe taken die het Rijk bij de gemeenten legt, de vele samenwerkingsverbanden, de recente beloften gedaan in het coalitieakkoord naar de burgers, het vertrouwen in de overheid en de democratische controle. Toch vreemd dat er zo veel huiver en terughoudend bestaat om een dergelijk evaluatie-instrument toe te passen. Hier kan toch alleen maar van geleerd worden en op basis van de uitkomsten zaken verbeterd worden?
Hoe zit het nu in Leidschendam-Voorburg? Evalueren op zich blijkt redelijk schaars en beperkt tot wat specifieke deelonderwerpen als sluitingstijden van de Mall, GGD, isolatieregeling en verloop van de jaarwisseling. Een bestuurskracht onderzoek is niet terug te vinden in het gemeentelijk informatiesysteem.
Wordt het geen tijd voor een integraal bestuurskracht onderzoek? Signalen hiervoor zijn er genoeg. Maar dan wel gevolgd door concrete acties van B&W en de gemeenteraad. De start van een nieuwe coalitie is ook een prima moment om een nulmeting te doen, als startpunt voor een concreet verbetertraject van haar overall functioneren en dienstverlening. Of is alles in orde? U zegt het maar.
(Rob van Engelenburg)