’Sluit de de Voorburgse musea’, ’weg met het Ondernemersfonds Huygenskwartier’ en ’weg met de extra terrassen’. Dat was onlangs de teneur van twee bijdragen op Vlietnieuws (Blog: Sluit Voorburgse musea en Blog: Politiek voor de vrienden).
Aan de terrassen wil ik hier niet al te veel woorden vuil maken. Tijdens de coronacrisis is het toegestaan dat er meer terrasruimte kwam. De coronacrisis is voorbij, maar de terrassen mogen nog even blijven totdat het nieuwe terrassenbeleid er is. Ik ben zeer benieuwd hoe dat nieuwe beleid er dan uit komt te zien, in het bijzonder de financiële paragraaf. De horeca betaalt namelijk al jaren geen precario meer (precario is belasting voor het gebruik van openbare ruimte). Bij het steeds verder uitbreiden van het aantal vierkante meters terrasruimte per bedrijf, zou de vraag mogen worden gesteld of die uitbreidingen ook nog gratis kunnen zijn. De uitbater heeft immers geen kosten aan de gemeentegrond die hij gebruikt, maar haalt daar wel zijn opbrengst uit. Dat wordt vast een mooie discussie in de gemeenteraad die ik met belangstelling in mijn blauwe blazer met bitterbal en glas rode spa ga volgen.
Dan het Ondernemersfonds Huygenskwartier. Met de kritiek die daarop werd geleverd ben ik het absoluut niet eens. Zonder ondernemersfonds zou de kritiek namelijk zijn dat er nooit activiteiten plaatsvinden in het Huygenskwartier, dat er geen kerstverlichting is, dat er geen promotie is et cetera. In het land van de winkeliers zijn er namelijk altijd kruideniers die graag gratis meeliften op een paar ondernemers die wel activiteiten willen organiseren. Daar ligt het verschil met de (vrijwillige) winkeliersvereniging en het (verplichte) ondernemersfonds. Meeliften is bij een ondernemersfonds niet aan de orde: er moet een afdracht aan het fonds plaatsvinden, waaruit gezamenlijke activiteiten worden bekostigd.
Ook bij een ondernemersfonds is er kritiek: de activiteiten die worden georganiseerd zijn niet goed, er wordt geld aan verkeerde dingen besteed, ‘we’ willen het graag anders zien et cetera. Dat valt vaak allemaal in de categorie ‘je doet het nooit goed’. Daarom verdienen de actieve ondernemers en zeker ook de voorzitters die zich inzetten voor een ondernemersfonds wat mij betreft juist een heel groot compliment en waardering voor hun inzet.
Maar het is waar. Een ondernemersfonds hoeft niet. Het Huygenskwartier hoeft niet. Dat logo evenmin. Uniformiteit in straatmeubilair: hoeft niet. De Van Schagenstraat hoeft niet te worden afgesloten voor autoverkeer. De bewegwijzering en plattegronden hoeven niet. De hangende bloembakken zijn zonde van het geld. Nadenken hoe we de nieuwe bewoners van de Binckhorst kunnen verleiden om te winkelen in het Huygenskwartier: hoeft niet. Alle publiciteitsinspanning hoeft ook niet. Laten we vooral teruggaan naar het Oude Centrum van Voorburg! Iedereen die daar voorstander van is, wens ik echt heel veel succes.
Tot slot de Voorburgse musea. Tja… de Voorburgse musea. Die blog legde wat vingers op zere plekken rond bezoekersaantallen, aantal tentoonstellingen/andere activiteiten, de plek van Leidschendam en Stompwijk in de musea en op het wensdenken van het bestuur/de besturen. Als verzachtende omstandigheden zou ik willen noemen de coronaperiode en de culturele zuinigheid waar Leidschendam-Voorburg tot ver buiten onze gemeentegrenzen bekend om staat.
In de verhuizing naar Huize Swaensteyn van het museum/de musea geloof ik niet meer. Dat is te kostbaar en zal ook niet leiden tot de gewenste bezoekersstromen. Het in de lucht houden van de twee huidige musea is ook weinig hoopvol. Het sluiten van beide musea zou, zeker als het om Huygens’ Hofwijck gaat, een blamage van de bovenste plank zijn. De belangrijke rol van Constantijn en Christiaan Huygens en bijvoorbeeld de status die Christiaan Huygens nationaal en internationaal in de wetenschap heeft, ontstijgt echt onze gemeente.
Bij de ontwikkeling van een gecombineerde bibliotheek/theater op het Koningin Julianaplein in Voorburg, zou ik daarom ruimte laten voor een paar wanden waar de geschiedenis van Voorburg, Leidschendam en Stompwijk permanent in beeld wordt gebracht. Stop met de museale aandacht voor de Romeinen en Prinses Marianne. Laat de Romeinen bijvoorbeeld aan de archeologische vereniging en Prinses Marianne aan de Stichting Erfgoed Prinses Marianne.
Voor wat betreft Huygens’ Hofwijck zou ik de wethouder cultuur aanraden om daar een echt onafhankelijke deskundige uit de museumwereld naar te laten kijken. Een deskundige die los kan komen van alle sentimenten en bestuursposities rond Huygens’ Hofwijck. De uitkomst daarvan zal vermoedelijk zijn dat zonder extra expositieruimte (beveiligd, geklimatiseerd en dergelijke) Huygens’ Hofwijck geen bestaansrecht heeft. Aan die investering is dan niet te ontkomen. Op of vlakbij Huygens’ Hofwijck zijn daar mooie ontwerpen en plekken voor te bedenken. Als het maar niet in Huize Swaensteyn of het huidige Museum Swaensteyn is.
(Frank Rozenberg)