De provincie Zuid-Holland heeft langs de Vliet tussen Leiden en de kruising van Vliet en Trekvliet een zogenoemde ‘bufferzone’ ingesteld. Daardoor worden er extra beperkingen opgelegd aan een aantal ontwikkelingen langs de Vliet: ‘duurzame energieopwekking; inpassing in regionale elektriciteitsinfrastructuur; woningvoorraadontwikkeling; bereikbaarheid weg, spoor, water en fiets; bedrijventerreinvoorraadontwikkeling’.
Dat blijkt uit de zogenoemde ‘Herziening omgevingsmodule wonen, werken en werelderfgoed’ die Gedeputeerde Staten (GS) hebben uitgebracht. De ‘bufferzone’ is bij die herziening toegevoegd aan de omgevingsmodule. De module is een onderdeel van het omgevingsbeleid en de nieuwe Omgevingswet.
GS verwijzen naar de Limes (de noordelijke grens van het Romeinse rijk) en de bescherming daarvan nu de Limes door UNESCO is aangewezen tot Werelderfgoed. Voor twee zogenoemde ‘kernzones’ geldt dat deze niet verstoord mogen worden. In Leidschendam-Voorburg gaat het daarbij om de Romeinse stad Forum Hadriani, park Arentsburgh Voorburg, en het Corbulokanaal tussen Forum Hadriani en Fort Matilo bij Leiden.
Door het instellen van de extra bufferzone langs de waterweg ‘is er minder mogelijk wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen. Er waren in dit gebied al restricties, maar die worden met deze beleidswijzigingen nog iets steviger’, aldus GS.
Voor de bufferzone gaat een onderzoeksplicht ten aanzien archeologische ‘waarden’ gelden inclusief een verstoringsvrijstelling met een diepte van maximaal 30 centimeter en een oppervlakte van maximaal 100 vierkante meter.
De archeologische waarden moeten ter plekke (in situ) worden behouden. Indien dat niet mogelijk is en sprake is van zwaarwegende belangen (zoals de aanleg van wegen, infrastructuur, warmtetransportleidingen, woningbouw) die voor gaan, is behoud elders (ex situ) bij uitzondering mogelijk, aldus GS.
GS stellen dat de archeologische afwegingscyclus volledig doorlopen moet worden. Dat wil zeggen dat als behoud ‘in situ’ niet mogelijk is, gekeken wordt naar een aanpassing van de plannen voor de locatie ‘inclusief de mogelijkheid tot archeologisch vriendelijk bouwen en de afweging of dit binnen het archeologisch proces kan leiden tot behoud ‘ex situ’ in de vorm van opgraven’.