Vorige maand ging ’Een andere blik’ onder andere over de brief van het college van B&W van Leidschendam-Voorburg over de bouwplannen voor recreatiewoningen op Vlietland. De strekking van die brief was dat het ingezette proces geen ruimte biedt voor burgerparticipatie. De provincie Zuid-Holland werd in die brief ook aangehaald. Afwijken van het ingezette proces zou zelfs kunnen leiden tot ingrijpen van de provincie, omdat in de erfpachtovereenkomst tussen de provincie en de exploitant/de projectontwikkelaar de recreatiewoningen al geregeld zijn.
Ik gaf met een andere blik aan dat het bijzonder zou zijn als de provincie Zuid-Holland haar publiekrechtelijke bevoegdheid richting Leidschendam-Voorburg zou inzetten om haar privaatrechtelijke afspraken met de exploitant van Vlietland mogelijk te maken. In de brief van het college werd de provincie, naar nu blijkt, in een rol gedrukt waar absoluut geen sprake van is.
De provincie heeft het college van B&W daarom met een zeer stevige brief keihard op de vingers getikt. Voor degenen die het bestuurlijk Nederlands minder beheersen, is dit de vrije vertaling van de brief van de provincie aan het college van B&W: ’waar halen jullie het lef vandaan om zonder ons te raadplegen dit soort onzin over de provincie in jullie brief aan de gemeenteraad te zetten?’
De provincie heeft zuiverheid van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rollen gelukkig wel hoog in het vaandel staan en wil zich niet voor het karretje van het college van B&W laten spannen.
Wat de politieke consequenties van die onjuiste brief van het college van B&W zijn, gaat woensdag 1 februari in het door de oppositiepartijen aangevraagde spoeddebat blijken.
Maar… hoe heeft deze brief door het college aan de gemeenteraad gestuurd kunnen worden? Het college van B&W is collegiaal bestuur. ‘De wethouder is niks, het college is alles’, zoals dat zo mooi heet. Dit betekent dat een brief zoals deze in principe in het college wordt besproken en door het college wordt vastgesteld. Maar wat voor soort college is het college van B&W van Leidschendam-Voorburg eigenlijk?
Er zijn ruwweg twee soorten colleges te onderscheiden. De eerste soort hanteert het non-interventieprincipe: als jij je niet met mijn dossier bemoeit, bemoei ik me niet met jouw dossier. In de tweede soort gaat het om collegiale samenwerking: er wordt op elkaars voorstellen meegelezen en er worden suggesties gedaan om een voorstel te verbeteren.
In de eerste soort heeft de verantwoordelijk wethouder de bewuste brief zonder tegengas door het college van B&W kunnen laten vaststellen. Ik ben overigens benieuwd wat de ambtenaren dan hebben geadviseerd aan de wethouder. Kwamen zij zelfs met dit voorstel voor de brief of heeft de wethouder daar stevig op lopen sturen?
In de tweede soort hebben de andere collegeleden de brief met daarin de grove fouten ten aanzien van de rol van de provincie klaarblijkelijk laten passeren. Ontbrak hen basale bestuurlijk-juridische kennis om te zien dat die brief niet klopte? Of zag men dat het niet klopte en hield men de lippen op elkaar? In dat geval heeft collegiale samenwerking een bijzondere betekenis in dit college.
De gevolgen van dit alles? Een terecht boze provincie. Een college en/of wethouder met een enorme kras. Een gemeenteraad die zich echt achter de oren moet gaan krabben hoe zij met het dossier Vlietland wil omgaan: op basis van dubieuze brieven met angstzaaierij of op basis van feiten.
(Frank Rozenberg)