Als we kijken naar de invloed van inwoners op het gemeentelijk beleid, ook wel burgerparticipatie genoemd, is het goed eerst stil te staan bij de huidige uitgangssituatie. Er valt in Leidschendam-Voorburg veel te verbeteren.
Vanuit de gemeente: sinds 2015 is er een stroom van documenten met mooie woorden en intenties om invloed van burgers op beleid en bestuur te benadrukken. Vanuit de burgers: brede en stevige onvrede over het gebrek aan invloed bij legio projecten. Ik noem er slechts enkelen: Appelgaarde, Schakenbosch, Vlietland, Wijkcentrum Blauwe Tram, HOV, verkeer Mall, gebiedsontwikkeling Station Laan van NOI, Vlietweg 3 jongerenflat, Diaconessenhuis.
Het is dan ook niet vreemd dat slechts 10% van de inwoners vertrouwen heeft in de gemeenteraad, circa de helft van de kiesgerechtigden gaat stemmen en dat op de huidige coalitie (VVD, GBLV en D66) minder dan 1/3 van de inwoners van Leidschendam-Voorburg heeft gestemd.
Tijd voor een nieuwe nota dus. Het opstellen van een lokale Participatie Verordening is opgedragen door het Rijk om de Inspraak Verordening te vervangen. Reden: inspraak van burgers zonder invloed bleek achterhaald en werkt contraproductief. Een kans of meer papier?
Onder aanvoering van wethouder Marcel Belt is dit positief aangevlogen onder meer met een 3-tal sessies met inwoners. Interessante discussies in werkgroepen waren onderdeel van de sessies, resulterend in een concept Verordening die naar de gemeenteraad gaat om vast gesteld te worden.
Nu naar de (concept) verordening. Dit politieke getinte stuk is een juridisch-bestuurlijk instrument dat met name ingaat op processen en procedures. Waarop is bewonersinvloed van toepassing en wie doet, wanneer, wat binnen de gemeente. Zou een simpel afsprakenlijstje opgesteld door burgers en de gemeente niet beter zijn? Met bijvoorbeeld ook een expliciet doel voor ogen zoals een verhoging van het vertrouwen van burgers in de gemeente met tenminste 25% voor einde coalitieperiode?
Een aantal opvallende zaken springen verder in het oog. Veel onderwerpen worden uitgesloten van burgerinvloeden. Daarnaast bepaalt de gemeente in een startnotitie per project aard en omvang van de participatie. Noot: en kan het dus ook schrappen zoals bij Vlietland recentelijk gebeurde door GBLV-wethouder Bianca Bremer.
Wordt participatie in het kader van ruimtelijke ordening en leefomgevingszaken relevant (de Omgevingswet valt onder een andere wethouder) dan is een ander regiem van toepassing. De gebiedsontwikkelaar/eigenaar gaat hierbij het participatieproces qua vorm en inhoud invullen en de gemeente gaat achteraf toetsen op processtappen (maar niet op inhoud). Eenvoudig verwoord: de veroorzaker van overlast en ellende op de leefomgeving van burgers gaat de regie voeren over klachten en opmerkingen van omwonenden.
Een weeffout waarbij eigenbelang de ruimte krijgt om naast het project ook de kwaliteit van de omgeving te bepalen en legitieme burgerinvloeden van direct omwonenden op voorhand af te serveren. Want aanpassingen kosten de projectontwikkelaar toch geld. Zie de ervaringen bij projecten eerder genoemd.
De gemeenteraad heeft overigens de mogelijkheid dit anders in te vullen. De toetsende rol achteraf van de gemeenteraad is hierbij een procedurele farce want B&W en coalitiepartijen hebben de rijen al gesloten en zijn al akkoord met het betreffende project.
Ook de jaarlijkse evaluatie van B&W over de ervaringen burgerparticipatie is aardig maar behoeft kanttekeningen. Hoezo onafhankelijk? Moet deze evaluatie van de relatie burgers-overheid niet door een onafhankelijk bureau uitgevoerd worden met opdrachtverlening door burgerinitiatieven en de gemeente samen? Om er echt van te leren. Of keurt de gemeente liever haar eigen vlees?
Er zijn ook positieve elementen terug te vinden in de concept Verordening. Zo kan gewezen worden op het belang van experimenten. Deze intentie is echter niet nieuw en nauwelijks uitgevoerd. Experimenteren om gezamenlijk bouwstenen voor een burgerparticipatiebeleid te vinden is ook volgens onderzoek onder alle Nederlandse gemeenten succesvol. Dit werkt beter dan ambtelijke een tweezijdige relatie in te kleuren.
Andere positieve elementen zijn de intenties om vooraf alle relevante informatie openbaar te maken, het aanstellen van een vaste contactambtenaar, middelen en/of ondersteuning ter beschikking te stellen voor burgerinitiatieven die volgens B&W passen in het gemeentelijk beleid.
Echter in papier kan je niet wonen: de praktijk is leidend. Burgerparticipatie betreft alle burgers en is in beginsel simpel en apolitiek. Al tientallen jaren is de VVD de motor van wisselende coalities in Leidschendam-Voorburg; het resultaat op burgerparticipatie is miniem en ruimte voor bedrijven maximaal. De opstelling van VVD, en nu ook GBLV, maken het effect van deze nieuwe (goedbedoelde) stap in de praktijk ongewis. De kloof tussen burgers en gemeente biedt ook ruimte, mits de politiek burgerinvloed serieus neemt. Gaat er nu echt iets veranderen/verbeteren? De tijd zal het leren.
(Rob van Engelenburg)