Op 26 juli schreef burgemeester Martijn Vroom in zijn wekelijkse column over nepnieuws. Alhoewel dat fenomeen volgens hem ‘van alle tijden’ is, wordt het wel ‘steeds lastiger om er achter te komen wat nep is, en wat echt’.
De burgemeester noemde de ontwikkeling zorgelijk en pleitte voor een goede relatie met de ‘echte’ media als tegenhanger. ‘Met respect voor ieders rol. Immers, democratie heeft kritische pers nodig. Maar wel zo dat we elkaar in ontspanning opzoeken als het spannend wordt. Want we hebben allemaal een keer een ander nodig, om te helpen bepalen wat ‘echt’ nieuws is, en wat niet klopt. Of erger nog: moedwillig is verzonnen’.
Waar de overpeinzingen van de burgemeester plots vandaan kwamen is deze week duidelijk geworden: I&O Research deed in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken onderzoek naar het fenomeen ‘lokale misleidende informatie’. Daarvoor werden wethouders (123), gemeentesecretarissen (33) en gemeenteraadsleden (71) bevraagd.
75 procent van hen gaf aan het afgelopen jaar te maken hebben gehad met misleidende informatie, desinformatie en complottheorieën. Het fenomeen was de laatste vijf jaar sterk toegenomen, zo luidde de algemene mening.
Als verspreidingskanalen werden sociale media (71 procent), lokale media (53 procent) en blogs/sites (37 procent) genoemd. Voornaamste onderwerpen: het handelen van B&W/gemeenteraadsleden (73 procent), corona (57 procent), openbare ruimte (36 procent) en energie omwenteling (36 procent).
Als effecten van de misleidende informatie, desinformatie en complottheorieën werden genoemd: polarisatie onder inwoners (71 procent), extra druk op politici (54 procent), extra druk op ambtenaren (50 procent) en polarisatie binnen de gemeentepolitiek (52 procent).
Opgemerkt werd dat het vertrouwen van de burger in de lokale overheid er door afneemt, net als het onderlinge vertrouwen tussen gemeenteraad en B&W.
Alle betrokkenen maken zich zorgen over de impact op de lokale democratie. Het wordt steeds moeilijker te achterhalen wat waar is en wat niet. Het kost bovendien veel (extra) tijd. Tegelijk heeft het fenomeen emotionele effecten. De vreugde in het werk neemt af door de aantijgingen en de bejegening. Waardering voor de eigen inspanningen daalt.
Opvallend genoeg blijken de ambtenaren en politici in ongeveer de helft van de gevallen de bron dan wel verspreider te kennen. Gemeentelijk beleid om de gewraakte informatiestroom tegen te gaan is er echter vrijwel niet (4 procent). Reageren levert niets op, zo werd te kennen gegeven.
Het meest opvallende uit het onderzoek was echter dat ‘men’ geen eenduidige definitie heeft van mis- dan wel desinformatie. Men vraagt zich af wat het is waarbij de vraag of de informatie bewust (met schadelijke bedoelingen) dan wel onbewust (zonder schadelijke bedoelingen) wordt verspreid, cruciaal is.
Tsja, als je eigenlijk niet weet wat het is, hoe kun je dan serieus meedoen aan een onderzoek en ook nog steekhoudende antwoorden op vragen geven? Gaat het er bij de onderhavige informatiestroom niet veel meer om hoe de ontvanger de inhoud opvat? Waarbij informatie die in de eigen kraam te pas komt als ‘waar’ wordt gekwalificeerd en al het andere als ‘fake’ wordt afgedaan. Waarmee de boodschapper ook meteen is veroordeeld.
Rest de vraag wat Martijn Vroom tot de ‘echte’ media rekent. Media waarmee hij kennelijk wil samen werken. Ook in moeilijke tijden. Maar dan wel met een vooropgezette bedoeling: het ‘echte’ nieuws brengen. Wat ‘echt’ nieuws is, laat de burgemeester aan eenieders fantasie over. Het is in elk geval een subjectief begrip. Net als nepnieuws overigens.