De volgende bijdrage is – jawel – afkomstig van een hond. De inhoud zal een ieder zeker aanspreken:
‘Het zijn roerige dagen, beste Hondgenoten. Mijn hondenvrienden en ik, we weten niet goed waar wij aan toe zijn. Iedere ochtend dollen we in het grote park aan de Vliet. Opeens is dat veranderd. Overal rijden tracktors met karretjes. De meeste paden zijn opengebroken, of tenminste afgeschaafd. Het bomenbestand is flink gesnoeid. En de kinderboerderij is helemaal verdwenen. Weg zijn de varkens, de kippen, de herten, de marmotten en niet te vergeten de kinderen. Er rest nog één pauw, die zich niet laat vangen.
De baas heeft mij uitgelegd dat het park een opknapbeurt krijgt. Maar of dat zo’n vooruitgang is? Een clubje invloedrijke inwoners heeft de gemeente zo gek gekregen, om het park terug te brengen in de staat van de negentiende eeuw. Met bijpassende beplanting en wandelpaden. Die paden krijgen straks een grindlaag, die dan wel een beetje wordt platgewalst. Lekker voor onze pootjes. Er komen wat bruggetjes bij en het grote speelveld wordt doorsneden door een extra voetpad. Omdat het vroeger ook zo was. Naar het heet komt de kinderboerderij wel terug, met een speeltuin voor de kleintjes. Maar dat gaat zeker nog een jaar duren.
Nu ben ik maar een doorsnee hond. Dus snap ik niet, waarom de inrichting van ons park terug moet naar een ver verleden. Alsof de plannenmakers straks met een paard en wagen op bezoek komen. Alsof de kinderen straks niet gewoon in het water zullen duiken. Alsof je mensen in deze tijd moet laten voelen, hoe het hier in een duister verleden was. Straks kunnen de bewoners van het naburig woon- zorgcentrum er met hun rolstoelen niet eens meer doorheen. Blijven kinderwagens en rollators steken in het grind. En dat allemaal, omdat ze zich op het gemeentehuis gek hebben laten maken door een paar welgestelde roeptoeters, die vinden dat vroeger alles beter was.
Voorlopig blijven wij – met onze speelroedel – hier lekker dollen. Natuurlijk gaan we even opzij voor de machines. Alleen zijn we heel erg bang, dat ons park straks een verboden speelplek voor de plaatselijke blaffers wordt. Nu zeggen de plannenmakers nog, dat het niet zo is. Slapen doen we echter in onze mand. En dan nog met maar één oog dicht. Ik houd u op de hoogte. De Blafmaz!’
(Buster)