In mei heeft het Norminstituut Bomen de landelijke bomennorm gelanceerd. Deze norm formuleert voor de stedelijke omgeving een ondergrens voor het gewenste boomkroonvolume (BKV) van 2,2 kubieke meter boomkroon per vierkante meter stedelijk oppervlak. Zie https://www.norminstituutbomen.nl/bomennorm/
Het norminstituut bomen is ook de auteur van het door vrijwel alle gemeenten gehanteerde Handboek Bomen. Kortom, als dit instituut een norm voorstelt is het ‘serious business’.
Meer nog dan de ook recentelijk voorgestelde norm van 30% kroonbedekking geeft de BKV weer dat de ecosysteemdiensten van een boom vooral samenhangen met het kroonVOLUME. En met ecosysteemdiensten bedoelen we de positieve effecten van bomen op de biodiversiteit (het aantal soorten dat leeft van, in en rond een boom), klimaatadaptatie (bestrijding hittestress, bijdrage aan wateropvang), de leefbaarheid van de gebouwde omgeving en de gezondheid van de inwoners. En die effecten hangen dus in hoge mate samen met de omvang van de boomkronen. En daarom zijn vooral grote en heel grote bomen van levensbelang voor de stad.
Nu hangt de toekomstige omvang van een jonge boom uiteraard nauw samen met het soort boom. Een inlandse eik, esdoorn, wilg of linde kan nu eenmaal veel groter worden dan een lijsterbes, een ruwe berk of een prunus. Maar de toekomstige groei van een boom hangt toch het meest af van de omvang en de kwaliteit van de groeiplaats. In een kleine boomspiegel in een stenig trottoir dicht bij kabels en leidingen in zandige, weinig vruchtbare grond zal ook een boom van de zogenaamde eerste grootte niet tot wasdom komen. Kortom, zonder goede groeiplaatsen geen grote bomen. En daarmee is een norm voor het kroonvolume dus ook meteen een indicator voor de eisen die aan de groeiplaatsen moeten worden gesteld.
Hier gaat het helaas nog vaak massaal mis met de vergroening van onze stedelijke omgeving. Bijna alle nieuwbouwprojecten worden tegenwoordig begeleid door ronkend proza over natuurinclusieve bouw en aantallen te planten bomen. Ook worden de aanvragen voor bouwvergunningen bijna altijd vergezeld van een prachtige ‘artist impression’ van de toekomstige wijk of het te realiseren appartement. Wel hangen grote bomen in zo’n impressie vaak min of meer tegen de gevels aan, waar ze helemaal niet kunnen groeien of zelfs onveilig zullen zijn. Maar ja, omdat er doorgaans zoveel mogelijk woningen ‘moeten’ worden gebouwd is er onvoldoende ruimte om deze bomen een serieuze groeiplaats te bieden. De toekomstige teleurstelling is dan al in het ontwerp ingebakken.
Ook enorm in zwang is het wegwerken van de parkeerplaatsen in een halfverdiepte parkeergarage naast een appartement. Daar bovenop wordt dan een fraaie tuin geprojecteerd. Maar bomen van enige omvang zullen daar nooit tot wasdom kunnen komen. Kortom, in zeer weinig nieuwbouwprojecten waar ik kennis van heb, met uitzondering wellicht van villaparken als Schakenbosch, gaan we die norm voor de BKV halen.
Het meest schrijnende voorbeeld in gemeente Leidschendam-Voorburg is het bouwplan Van Ruysdaellaan in onze officiële centrale groenzone. Hier worden eerst alle bestaande bomen gerooid, wordt straks een enorm appartement gebouwd, ontbreekt elke ambitie voor het boomkroonvolume, en is er ook geen serieus plan voor voldoende groeiplaatsen. Maar ook in de nog grotere nieuwbouwprojecten KleinPlaspoelPolder en Overgoo ontbreekt een geloofwaardig plan voor kroonvolume en groeiplaatsen. En dan zwijg ik nog over het ronkend proza over hoe mooi en groen het recreatiepark in Vlietland Noord zal worden nadat eerst duizenden bomen zijn gekapt en ruim 20 hectare aan hoogwaardige groeiplaatsen is uitgegraven. Gelooft u het?
Terecht adviseert het Norminstituut om de BKV-norm in de Omgevingsvisies van alle gemeenten op te nemen. Met als argument dat zo’n norm gezien het belang van bomen voor biodiversiteit, klimaatadaptatie, leefbaarheid en gezondheid net zo vanzelfsprekend zou moeten zijn als bijvoorbeeld een parkeernorm.
Bij nieuwbouw kun je die bomennorm als gemeente natuurlijk gewoon vooraf opleggen. In bestaande buurten zal de toepassing van de norm altijd ook moeten samenhangen met de fysieke mogelijkheden in verband met de verstedelijkingsgraad (aantal adressen per vierkante kilometer). Idealiter zal een vergelijking tussen norm en nulmeting per buurt, rekening houdend met de verstedelijking, aanleiding zijn voor het formuleren van een realistische ambitie. Die kan dan worden uitgewerkt tot een concrete opgave en een plan voor groeiplaatsen en aanplant.
Maar uiteindelijk zal het zowel bij nieuwbouw als herstructurering van bestaande buurten altijd draaien om de groeiplaatsen. Aanvullend zal daarbij ook aandacht moeten uitgaan naar de soorten bomen en naar het overige groen. Maar het veilig stellen van groeiplaatsen zal leidend moeten zijn.
Dus ook tegen onze gemeenteraad zeg ik: verdiep u in de nieuwe landelijke bomennorm van het Norminstituut, en laat u geen rad voor ogen draaien door artist impressions en vergroende garagedaken’.
(Sander Wennekers)