Burgemeester Martijn Vroom schrijft wekelijks een blog. Recent ging die over het toelaten van diepere gedachten tijdens de zomerperiode, als de ‘waan van de dag’ ons leven wat minder regeert dan normaliter het geval is.
De schrijver verwees daarbij kennelijk naar de vakantieperiode van de dames en heren politici die zo’n twee maanden beslaat. Voor de normale burger is dat hoogstens twee tot drie weken. En dan rust men meestal uit, maakt plezier. Dus juist geen periode van gepieker.
Maar goed, de diepere gedachten van Martijn Vroom gingen over de vraag waarom Nederlanders zoveel van de overheid verwachten. En dat betrok hij niet alleen op de rijksoverheid, maar ook op de gemeente.
De burgemeester schetste een tegenstelling tussen de vrijgevochten Nederlander die met rust gelaten wil worden, en de in zijn ogen ’permanente staat van teleurstelling over de overheid’. De verwachtingen inzake het handelen van de overheid zijn, aldus Vroom, ‘blijkbaar torenhoog’.
Hij noemde ook een aantal terreinen waarvoor die verwachtingen onder andere bestaan: vermaak, buiten spelen, gezond leven, schoolpleinen, veilig verkeer, fatbikes, veilige computers, schoon, heel.
Gelukkig erkende Vroom ook waardoor de verwachtingen van de inwoners in het handelen van de overheid zo hoog zijn: ‘Allemaal zaken waarvan de overheid, ook de gemeente, natuurlijk jarenlang heeft gezegd (of zelfs beloofd!) dat alles goed of beter zou worden’.
Exact. De dames en heren politici hebben het er zelf naar gemaakt. Kijk maar eens naar de inhoud van de verkiezingsprogramma’s, de teksten die in verkiezingscampagnes worden uitgesproken, de inhoud van coalitieakkoorden.
De burgers, lees kiezers, wordt de ene na de andere worst voorgehouden. In ruil voor een stem. Zodra de dames en heren op het pluche hebben plaatsgenomen worden die beloften echter even snel vergeten als ze werden gedaan.
En als men daarop wordt gewezen gaat het om ‘gewijzigde omstandigheden’ of de noodzaak van compromissen binnen een coalitie.
Dat weet de burgemeester ook. Toch stelt hij de vraag of je wel alles van de overheid kan/mag verwachten. Moet de overheid het wel allemaal ‘op het bordje nemen’, schrijft Martijn Vroom.
Een belofte moet je nakomen; het is immers een toezegging iets te doen of te laten. Dat geldt ook voor de overheid. Politici zouden ook kunnen stoppen met beloften en toezeggingen. Of gewoon zeggen ‘ik doe het niet’.
Waarom staat er in verkiezingsprogramma’s of coalitieakkoorden niet dat er met een beleidsonderdeel wordt gestopt of dat er geen geld meer aan wordt uitgegeven?
Uit angst dat men kiezers kwijtraakt? Minder populair wordt? Kritiek krijgt? Al die factoren spelen nu ook, in het systeem dat de overheid beloften niet nakomt en toezeggingen niet uitvoert.
Het effect is nu dat burgers zich van de politiek afkeren. Of juist een proteststem uitbrengen ten koste van de ‘gevestigde partijen’. Zie PVV, NSC, BBB, FvD.
De vraag die Martijn Vroom opwerpt ‘moet de overheid wel alles doen’ is een liberale vraag. Daar is het antwoord ‘nee’. Alleen komt de burgervader uit de conservatief protestantse hoek van het CDA. Een partij die de zorg van de overheid hoog in het vaandel heeft staan.
Waar de burgemeester aan voorbij gaat is het feit dat burgers op heel veel terreinen niets te melden hebben. Neem de door hemzelf genoemde fatbikes.
Het is de rijksoverheid die ze op de markt toelaat. Het is diezelfde overheid die afziet van regels. Met als gevolg dat jongeren ze massaal kopen en opvoeren om er vervolgens roekeloos mee rond te scheuren. Ook waar dat niet mag (voetgangersgebieden).
Het is de overheid die de middelen voor politie, justitie en handhavers zodanig heeft gekort dat handelend optreden onmogelijk is geworden. Dus mag de burger het zelf oplossen.
Als die de betrokken jongeren dan aanspreekt volgen scheldwoorden, intimidatie, bedreiging, fysiek geweld. Dus doet een nadenkende burger dat niet. Zeker niet bij gebrek aan ‘steun’ van politie, justitie, handhavers en politici.
Dus de oproep aan de overheid iets te doen. En als die dan niets doet haakt de burger teleurgesteld af. ‘Gooi het maar in mijn pet’.
Eigenlijk is Vrooms vraag achterhaald. De doorsnee burger verwacht al niets meer van de overheid. Zie ook de dalende opkomst bij de gemeenteraadsverkiezing in Leidschendam-Voorburg (51,2 procent 2022, 6,2 procent lager dan in 2018). Het vertrouwen is grotendeels weg.
Martijn Vroom eindigt zijn stuk met deze zin: ‘de balans in wie-pakt-wat-op is wellicht een gedachte waard’. Daar gaat het echter niet om. Het gaat erom dat politici hun gedrag veranderen. Ze zouden moeten doen wat ze de burgers beloven en toezeggen.
Waarbij ze ook moeten aangeven wat ze niet (meer) willen doen. Om vervolgens een voor eenieder aanvaardbaar alternatief te presenteren wars van verkapte bezuinigingen of het afschuiven van de verantwoordelijkheid aan een andere instantie onder het mom ‘zoek het maar uit’.