B&W hebben een Omgevingsvergunning afgegeven voor de aanleg van een warmteleiding aan de oostkant van de A4. De leiding komt ter hoogte van de Kostverlorenweg de gemeente binnen en gaat er even voorbij de kruising A4/RijnlandRoute weer uit. Door de leiding stroomt restwarmte van de bedrijven in de Rotterdamse haven naar Leiden. Daar moet het dienen als alternatieve verwarmingsbron voor woningen. Tot nu toe wijst de gemeente Leidschendam-Voorburg een eigen aansluiting op de leiding af.
De aanleg van de leiding gebeurt op verschillende manieren: door grond af te graven, door boringen, door het ophogen van land. B&W stellen dat de werken een bedreiging vormen voor de archeologische waarden in het gebied. Die kunnen stammen uit de Nieuwe Steentijd, Bronstijd en IJzertijd. Om vast te stellen of er iets van waarde in de bodem zit is er in het plangebied aanvullend archeologisch onderzoek nodig, aldus B&W, te beginnen met een verkennend booronderzoek, eventueel gevolgd door een proefsleuven- en of proefputtenonderzoek.
Als uit dat onderzoek blijkt dat er behoudenswaardige vindplaatsen aanwezig zijn kan de gemeente besluiten dat deze vindplaatsen ex situ behouden dienen te worden door middel van een opgraving. De kosten voor het onderzoek moeten gedragen worden door de vergunninghouder: WarmtelinQ (meerderheidsaandeelhouder Gasunie).
Formeel is de aanleg van de warmteleiding in strijd met vier geldende bestemmingsplannen daar waar het gaat om het inrichten van tijdelijke werkruimten die bestaan uit uitlegstroken, werk- en opslagstroken, werkwegen en werkterreinen. Gezien de tijdelijkheid voor de duur van maximaal twee jaar en het feit dat de aanvraag geen onomkeerbare situatie teweeg brengt na opheffing van de tijdelijke situatie vinden B&W de activiteit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Voor de aanleg van de warmteleiding worden in het gebied ook één boom gekapt: bij Stompwijkseweg 7. Hiervoor geldt een herplantplicht. Er moet binnen een jaar na uitvoering van WarmtelinQ een boom ‘van de eerste grootte met de minimale stamomvang van 20-25 centimeter’ aanplant worden, aldus B&W.
Over het feit dat de leiding door een weidevogelgebied loopt en er eventueel maatregelen genomen zouden moeten worden om de vogels te beschermen, rept de verleende vergunning niet.