De gemeente is te optimistisch over de woningbouw en de mogelijkheid bouwplannen te realiseren. In plaats daarvan zou men moeten uitgaan van de realiteit. Dat hebben gemeenteraadsleden te horen gekregen tijdens een presentatie van de Rekenkamer. Die schreef een kritisch rapport over het gemeentelijke woningbeleid.
B&W gaan er op grond van harde en zachte bouwplannen van uit dat er tussen nu en 2030 tussen de 4000-5000 woningen bijgebouwd worden. Volgens de Rekenkamer zal er ‘flink gas bijgegeven moeten worden’ om dat te halen. Het gaat om een complexe materie en de gemeente heeft een kleine ambtelijke capaciteit.
De Rekenkamer wijst erop dat veel zachte plannen in een later stadium wegvallen waardoor de geplande woningen er niet komen. Er zit dus veel onzekerheid in de plannenmakerij. Bouwplannen kosten bovendien veel tijd voor realisatie vanwege beraad met omwonenden en bezwaarmakers.
Eigenlijk moet er 30 procent meer aan woningbouwplannen zijn om uit te komen op het gewenste aantal te bouwen woningen, zo stelt de Rekenkamer.
Als de gemeente echt op woningbouw wil sturen kan dat indien men bouwgrond heeft (grondeigenaar is) dan wel plannen maakt in samenspraak met ontwikkelaars. Hoe kan ook zal de gemeente er ambtelijk en bestuurlijk bovenop moeten zitten.
In de periode 2014-2023 kwamen er in de gemeente gemiddeld 168 woningen per jaar bij. In de periode tot 2030 zullen dat er minstens 283 per jaar moeten worden om het gewenste aantal woningen te realiseren.
Volgens verantwoordelijk wethouder Bianca Bremer het gewenste aantal woningen voor 2030 wel te realiseren. Zij wil wel periodiek met leden uit de gemeenteraad kunnen bespreken waar ze op het gebied van woningbouw allemaal mee bezig is, en welke plannen er van ontwikkelaars liggen. Dat zal wat haar betreft niet in het openbaar moeten gebeuren. In de gemeenteraad wordt nu bezien of daartoe een werkgroep van raadsleden die woordvoerder zijn op woninggebied, gevormd kan worden.