Hij schrijft haar gedurende drie jaren meer dan zevenhonderd brieven. Liefdesbrieven, vaak heel hartstochtelijke. Zij moet de meeste daarvan hebben beantwoord, maar omdat hij haar brieven regelmatig verbrandde heerst omtrent de aantallen daarvan onduidelijkheid. We schrijven de periode 1913-1915, de locatie is Engeland. De Royal Mail verleent in die jaren een meer dan uitstekende service: in Londen en de voorsteden vinden dagelijks tot twaalf postbezorgingen plaats, op het platteland drie. Een liefdescorrespondentie vaart daar wel bij, maar het was en is een privé-aangelegenheid, niet bedoeld voor de ogen van derden. De briefwisseling waar we het hier over hebben is echter een uiterst ongewone. Niet alleen omdat hij de zestig al is gepasseerd en gehuwd, en zij net 26 is. Maar ook en vooral omdat hij in die jaren de minister-president van het Verenigd Koninkrijk is, en zij van adel.
Haar naam is Venetia Stanley, ze is de jongste dochter van Edward Lyulph Stanley, 4th Baron Sheffield and Stanley of Alderley. Serieuze adel dus. Ze moet een behoorlijk vrijgevochten dame zijn geweest, want ze wijst meerdere huwelijksaanzoeken van rijke heren af. Is ze op zoek naar een zinvolle vervulling van haar tijd, zinvoller dan trouwen en kinderen krijgen? Je zou het wel denken, want wanneer tijdens een reis in klein gezelschap naar Sicilië in 1913 de premier, Henry Asquith, die zij al een poos kent, stapelverliefd op haar raakt en haar gaat bedelven onder brieven, vindt zij dat best interessant. Zeker wanneer hij in die brieven steeds vaker in detail ingaat op vertrouwelijke regeringszaken, haar vraagt mee te denken. Eindelijk iemand die haar heldere en scherpe geest waardeert, zal ze wellicht hebben gedacht.
Wanneer Venetia in Londen is, haalt Asquith haar vaak op voor een ritje in zijn dienstauto met chauffeur. Zo´n Napier met een ruim en comfortabel passagiersgedeelte waarvan de ramen geblindeerd kunnen worden. Ook laat hij zich graag uitnodigen voor etentjes, feestjes en ontvangsten op de grote landgoederen, waarop hij hoopt haar te kunnen treffen. Ze zijn heel voorzichtig, maar hun relatie raakt bij een steeds grotere kring van intimi bekend. Hoewel niemand precies weet hoever hun verhouding gaat. En weinigen dat trouwens veel kan schelen, in die Londense kringen van die dagen kijkt men van zoiets niet op. Zelfs mevrouw Asquith ondergaat het lijdzaam.
Maar dan komt de zomer van 1914. In Sarajevo worden de Oostenrijkse kroonprins en zijn echtgenote doodgeschoten. De keizer verlangt genoegdoening van Servië, maar stelt zulke absurde eisen dat daar met de beste wil van de wereld niet aan valt te voldoen. En omdat iedereen met iedereen door internationale verdragen is verbonden, en de onderlinge communicatie niet overhoudt, worden de Europese staten tegen wil en dank een oorlog ingerommeld. Ook het Verenigd Koninklijk.
Asquith krijgt het als premier voor zijn kiezen. De opstelling van zijn land in het conflict, het bijeenbrengen van een enorme legermacht en de onvermijdelijke en zware verliezen op het slagveld hakken er in. Voor die geestelijke hoogspanning zoekt hij een uitlaatklep, en vindt die in zijn reeds bestaande briefwisseling met Venetia. Die wordt veel intenser. Minstens eenmaal per dag schrijft hij haar een brief, schrikt er zelfs niet voor terug originele telegrammen van ambassades of ministers ter illustratie bij te voegen. Stukken die, zeker in de oorlogsomstandigheden, worden aangemerkt als ‘staatsgeheim’. Hij ontwikkelt ook een zekere roekeloosheid, schrijft zijn briefjes aan Venetia tijdens kabinetsvergaderingen en gooit geheime telegrammen na het lezen als een prop uit het autoraam. Het duurt niet lang voordat zulke propjes op verschillende plekken in en om Londen worden gevonden en ingeleverd bij de lokale politiebureaus.
Als de ‘grootmeester van de intelligente thriller’ heeft Robert Harris een naam hoog te houden. Sinds 1992 schrijft hij iedere paar jaar een roman waarvoor hij zich baseert op historische gebeurtenissen. Beroemd is zijn trilogie over de Romeinse staatsman Cicero, of zijn romandebuut ‘Vaderland’, waarvan het verhaal zich afspeelt in de jaren zestig in een Duitsland dat de Tweede Wereldoorlog heeft gewonnen. De sfeertekening, zowel van de slangenkuil die het oude Rome was als van de ‘geslaagde’ nazi-maatschappij, is ijzingwekkend knap. Door zijn degelijke historische onderzoek beheerst Harris de materie volkomen, de verhalen lijken dan ook moeiteloos uit zijn pen te vloeien.
Ook voor ‘Afgrond’ heeft hij zich historisch gedocumenteerd, waarbij het een groot voordeel was dat Venetia de brieven die zij van de premier ontving haar hele leven zorgvuldig bewaarde in enkele grote kisten met stevige sloten, en ze in 1982 al waren gepubliceerd. Haar brieven aan Asquith zijn door de premier dus vernietigd, maar dat vormde voor Harris geen probleem: hij kroop in haar huid en schreef vele tientallen ervan opnieuw.
Liefde maakt blind, dat gold ook voor de premier. Zijn relatie met Venetia werd voor hem steeds meer een schuilplek waar hij zich kon onttrekken aan de gruwelijke werkelijkheid. Aan zijn tot op het bot verdeelde kabinet, aan zijn geniale maar oorlogszuchtige minister van Marine, de nog jonge Winston Churchill – een mooi getekend portret – en aan de steeds kritischer pers en bevolking. En ook, al wist hij dit niet, aan een onderzoek naar zijn gedrag door de Special Branch van Scotland Yard. Hij stond aan de rand van de afgrond.
Robert Harris / Afgrond / Vertaald uit het Engels ‘Precipice’ door Rogier van Kappel / 413 blz / Cargo, 2024.