B&W zijn het niet eens met toplieden van de woningcorporaties WoonInvest en Vidomes dat er voor 2031 hoogstens 500 sociale woningen bij komen in plaats van de voorziene 750-1100, en dat het aandeel sociale woningen in de gemeente op 24 procent ligt, in plaats van de vereiste 30 procent. De vertegenwoordigers van de corporaties deden hun uitspraken vorige week in een beraad met gemeenteraadsleden.
Desgevraagd laat een woordvoerster van B&W weten: ‘Het is voor de gemeente niet duidelijk waar het aantal van 500 woningen op gebaseerd is. De ambitie om 750 te bouwen is in 2019 vastgelegd in een regionaal akkoord. Sinds 2019 zijn er 150 sociale huurwoningen opgeleverd, deels corporatiewoningen en deels particuliere sociale huurwoningen. Daarnaast zijn er momenteel voorlopige bouwplannen met in totaal circa 802 woningen t/m 2030. De gemeente blijft dan ook vasthouden aan de oorspronkelijke ambitie van 750 woningen in de periode 2019-2030’.
‘De kanttekening hierbij is dat het een ambitie betreft. De gemeente bouwt zelf geen woningen en is afhankelijk van initiatiefnemers om woningen te bouwen. Ook zijn er externe factoren die een project kunnen vertragen, zoals bezwaar/beroepsprocedures en stijgende bouwkosten. Wat de gemeente actief doet, is het zoveel mogelijk stimuleren en faciliteren van betaalbare woningbouw. Dit gebeurt onder andere door het hanteren van beleidsregels waarbij ieder bouwplan minimaal 30% sociale huurwoningen moet omvatten en 2/3 betaalbaar moet zijn (sociaal en middelduur)’.
‘Het streven om 30% sociale huurwoningen in de bestaande voorraad te hebben is een ambitie voor 2030. Het genoemde percentage 24% betreft alleen de sociale huurwoningen die momenteel in bezit zijn bij de corporaties. Echter, met de particuliere sociale huurvoorraad erbij zit de gemeente al rond de 30%. De totale sociale huurwoningvoorraad komt in 2030 naar verwachting uit op 13.557 woningen. Dat is 33,3% van de totale woningvoorraad’.




