Het verlagen van de maximum snelheid van 50 naar 30 kilometer per uur op gemeentelijke wegen levert problemen op voor bus en tram. Alleen als er vrije bus- of trambanen worden aangelegd, wordt dat negatieve effect opgeheven.

Dat blijkt uit een studie die bureau Goudappel heeft gedaan op verzoek van de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Den Haag, Rijswijk en Delft, vervoerders HTM en EBS alsmede de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

Als de maximum snelheid in de gemeenten omlaag gaat rijden bus en tram ook langzamer. Daardoor moet het personeel van de vervoerders meer uren draaien en is de inzet van meer bussen en trams nodig. Al met al kost dat naar schatting 9 miljoen euro per jaar.

Omdat de bus en tram langzamer worden zijn ze ook minder aantrekkelijk voor reizigers. Dat scheelt de vervoerders inkomsten. De reizigers die afhaken pakken de fiets.

Door een lagere maximum snelheid willen gemeente de verkeersveiligheid dienen. Op vrije bus- en trambanen zouden bus en tram wel 50 kilometer per uur mogen blijven rijden ook al moeten auto’s daar 30 rijden. Hierdoor verbetert de concurrentiepositie van bus en tram. Er komen meer reizigers en dus meer inkomsten voor vervoersbedrijven. Probleem: een vrije bus- en trambaan kan niet overal en vergt een herinrichting van de betrokken weg.

Andere opties: maatregelen om de doorstroming van bus en tram te bevorderen; meer samenwerking tussen alle betrokken partijen over maatregelen binnen bus- en tramnetwerken alsmede bij de inrichting van straten.

Volgens Goudappel overweegt Leidschendam-Voorburg op enkele wegen 30 als maximum snelheid in te voeren, gekoppeld aan een herinrichting van die wegen.