Voor wethouder Bianca Bremer (GBLV) is het simpel: om woningen te kunnen bouwen heb je als gemeente projectontwikkelaars nodig. En die moet je niet te veel voor de voeten lopen. De gemeente kent toch al heel veel verlangens waaraan ze moeten voldoen: 30 procent sociale woningen, 20 procent middeldure woningen, 5 procent ‘economische’ ruimte. Nog meer of iets anders vragen betekent dat ze afhaken. En dat is ongewenst want ‘we’ willen bouwen.
Dat een gemeente ook een eigen bouwbedrijf zou kunnen oprichten dan wel bij de verkoop van bouwgrond zelf bepaalt wat daarop komt te staan, ‘vergeet’ de bestuurder voor het gemak. Het past ook niet in haar liberale wereldbeeld. Door die houding geven B&W de ‘macht’ echter af aan de ontwikkelaars. Die bepalen feitelijk wat waar gebouwd wordt en wanneer. Take it or leave it. De gemeente kan hoogstens meepraten, meewerken en mogelijk, als dank daarvoor, wordt er nog een detail bijgesteld. Maar meer niet.
Het zijn ontwikkelaars die grond opkopen om vervolgens een bouwplan bij de gemeente neer te leggen met de vraag of men aan de uitvoering daarvan wil meewerken. Het bouwplan ligt dan al grotendeels vast; burgerparticipatie volgt alleen nog als window dressing.
Keer op keer is en wordt bewezen dat de gemeentelijke ambtenaren en de colleges van B&W niet tegen de ontwikkelaars/bouwers op kunnen. Zo deed de gemeente vele jaren zaken met het inmiddels failliet verklaarde Schouten Bouw. Vrijwel elk bouwproject in de gemeente werd door dat bedrijf gedaan.
‘Het is ook een hele slimme ondernemer’, zo verzekerde een topambtenaar Vlietnieuws eens vol bewondering toen de redactie op heel vervelende wijze werd benaderd door relaties van Schouten Bouw. Dit naar aanleiding van berichten dat de gemeente rustig verder bouwzaken deed met een nieuw bedrijf opgezet door de mensen achter Schouten Bouw nadat die onderneming het loodje had gelegd.
Ander voorbeeld: SSB mocht het Kulturhus in Stompwijk bouwen ook al voldeed men niet aan de criteria. Binnen de kortste keren moest de gemeente financieel bijspringen. Kort daarop ging SSB failliet. Het Kulturhus moest op kosten van de gemeente voltooid worden.
Nog één: Wibaut ontwikkeling kocht een stuk grond, Vlietweg 3 Leidschendam. Om vervolgens een plan voor de bouw van een jongerenflat op tafel te leggen. Kant en klaar. De omwonenden zijn woedend maar de gemeente grijpt niet in. Zelfde verhaal bij Van Ruysdaellaan 41-69 Leidschendam: een ontwikkelaar maakt een plan voor sloop/nieuwbouw. De buurt boos; op het Raadhuis tekent men bij het kruisje.
De bouw van 222 recreatiewoningen in Vlietland, 85 stinkend dure woningen in de Duivenvoordecorridor; idem dito. Dit keer beroepen B&W zich echter op akkoorden uit 2005 respectievelijk 2006 om de ontwikkelaars nu, een kleine 20 jaar later, hun gang te laten gaan.
Zoals ook om de haverklap gebeurt bij bouwplannen waarin de 30 procent sociaal en/of 20 procent middelduur niet zijn opgenomen. Dan blijken er ineens anterieure overeenkomsten te bestaan tussen B&W en de ontwikkelaar, afgesloten in een grijs verleden, die de komst van betaalbare woningen blokkeren.
Voor de goede orde: de gemeenteraad wordt nooit gekend in die anterieure overeenkomsten. Niet bij het opstellen ervan, niet voor het tekenen ervan. Wat erin staat komt pas boven water als de gemeenteraad er naar vraagt. En dat is meestal als het bouwplan ter goedkeuring voor ligt en er feitelijk niets meer aan te doen is.
En áls de gemeenteraad dan eens gromt, komen meteen de dreigementen zijdens de ontwikkelaars. Dat gebeurde bij Schakenbosch (schadeclaim) en het bouwplan Vlietland (dan gaan we hoogbouw doen).
Dat ambtenaren niet de geëigende personen zijn om met ondernemers over contracten te onderhandelen, is inmiddels wel duidelijk. Het zijn twee totaal verschillende (denk)werelden. Maar in plaats van te investeren in commerciële kennis en kunde bij hun ambtenaren, is ervoor gekozen het werk maar uit te besteden aan externe deskundigen. Gespecialiseerde bureaus die voor veel geld worden ingehuurd. Vaak gerund door ex-ambtenaren.
Daarmee geven B&W nog meer macht af. Grip op die externen heeft men immers niet. Noch kan men beoordelen wat daar achter de schermen gebeurt. Men neemt genoegen met het eindproduct, ongeacht hoe het tot stand is gekomen.
Dat er op deze manier van democratische controle niets meer terecht komt, moge duidelijk zijn. De ontwikkelaars/bouwers maken de dienst uit. Tenminste zo lang een gemeente maar wil bouwen. Je kunt als B&W/lokale politiek ook beslissen om niet meer te willen groeien. Niet meer inwoners en dus meer huizen. Hou het inwonertal stabiel; herbezet vrijkomende woningen en niet meer dan dat. Heeft ook voordelen inzake verkeersoverlast, luchtvervuiling, groen en nog zo meer.
Het kost alleen geld. Elke nieuwe woning levert de gemeentekas zo’n 4000 euro per jaar extra op. Bij een stabiele bevolking zal de gemeente ook genoegen moeten nemen met lagere rijksuitkeringen.
Die prijs betalen om de macht van ontwikkelaars/bouwers te breken is een vraag waarop een politiek antwoord nodig is. Leidschendam-Voorburg kan het met reserves van zo’n 200 miljoen euro op zich doen. Een liberaal stadsbestuur, met de traditioneel warme banden naar de wereld van ontwikkelaars/bouwers, zal er echter niet toe overgaan.
Op naar het ‘Wassenaar aan de Vliet’ want alleen aan luxe woningen is geld te verdienen; niet aan sociale woningbouw. Dat doen ze elders maar, maar niet hier. Wij zijn een ‘groene woongemeente’. Voor de happy few.