Het is deze maand 25 jaar geleden, dat er veel commotie ontstond in de regio, vanwege de Gemeentelijke Herindeling Den Haag en Omstreken. Vanwege dit ‘jubileum’ leek het Kees Verbeek (oud-voorzitter Stichting Voorburg tegen Annexatie) een aardige gedachte om deze roerige periode in herinnering te brengen. Dit onder de noemer ‘Reuring in de Regio’, Haags grensoverschrijdend gedrag in 1998-2002.
De stad Den Haag, ingeklemd tussen de Noordzee en de regiogemeenten, wilde graag uitbreiden. Wat lag er meer voor de hand dan het oog laten vallen op het grondgebied van de randgemeenten? Loosduinen was al in 1923 succesvol ingelijfd en later Scheveningen als stadsdeel aan Den Haag toegewezen. Door delen van de buurgemeenten toe te voegen aan Den Haag zou het inwoneraantal aanzienlijk toenemen en tevens een gunstig effect hebben op de financiële positie van het al jarenlang armlastige Den Haag.
Het toenmalige kabinet Paars 2 (PvdA, VVD, D66) onder minister-president Wim Kok, kreeg te maken met een motie ingediend op 22 mei 1997 door de heer Johan Remkes c.s. (VVD) die luidde:
‘De Kamer, gehoord de beraadslagingen van mening, dat de stad Den Haag, indien de financiële gevolgen daarvan per saldo positief zijn, versterkt moet worden met de bouwlocaties Ypenburg, Leidschenveen en het nog resterende deel van Wateringseveld en een corridor, om Den Haag een zelfstandige regiefunctie te geven over dit gebied’.
Onder deze titel verscheen in mei 1998 de eerste versie van een herindelingsplan. VVD-gedeputeerde, de heer Henk van der Goot, had de allerminst benijdenswaardige taak om deze plannen te verdedigen. Deze zogenoemde ‘grenscorrectie’ omvatte het aan Haags grondgebied toevoegen van de Vinexwijken Ypenburg en Leidschenveen en een corridor op Rijswijks en Voorburgs grondgebied om Den Haag in staat te stellen op eigen terrein de Vinexwijken te bereiken. Dit voorstel vond geen genade in de ogen van de regiogemeenten en werd aanleiding tot felle protesten, waarover hieronder meer. In september 1998 kwam het provinciebestuur met een bescheidener plan, waarbij de authentieke wijken Leeuwendaal in Rijswijk, Voorburg-West en de Zeeheldenbuurt van Leidschendam zouden worden ontzien. De omstreden corridor werd weliswaar kleiner maar bleef intact. De Vinexwijken maakten nog altijd deel uit van dit aangepaste herindelingsplan.
Zowel burgers als bestuurders van de randgemeenten lieten van zich horen. Raamposters, actiestickers, buttons en rode petjes werden uitgedeeld. Op initiatief van wijkverenigingen uit de bedreigde gemeenten Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Voorburg, werden anti-annexatiecomités opgericht. Deze moesten de bewoners ondersteunen in hun verweer tegen deze vorm van landjepik en het burgerverzet organiseren. Hoogtepunt van het lokaal verzet vond plaats op 25 juni 1998 tijdens een door de provincie georganiseerde informatieavond, gehouden in de sporthal Forum Kwadraat in Voorburg. De samenwerkende anti-annexatiecomités hadden de bewoners opgeroepen om massaal deze informatieavond bij te wonen.
Vanaf een verzamelpunt bij station Voorburg trok men in een demonstratieve optocht naar de sporthal. Op zo’n grote opkomst had de provincie echter niet gerekend en kon slechts een derde van de 4500 protesterende bewoners worden ondergebracht. Het merendeel volgde via tv-schermen de bijeenkomst op het voorterrein van de sporthal. De toenmalige commissaris van de koningin, mevrouw Joan Leemhuis-Stout (VVD) die de avond leidde, had zich letterlijk boven haar gehoor opgesteld door plaats te nemen op een soort podium om daarmee wellicht haar belangrijke positie te accentueren. Dat kwam de communicatie met haar provinciale onderdanen niet ten goede. Gedeputeerde Van der Goot gaf op de meeste vragen ontwijkende antwoorden. Al met al een verloren avond. Op 3 juli 1998 vond een tweede informatieavond plaats voor circa 1500 burgers die net zo teleurstellend verliep als de eerste. De arrogante en afstandelijke houding van de provinciebestuurders jegens het publiek droeg in hoge mate bij aan het mislukken van beide avonden en schoten volledig hun doel voorbij.
Het herindelingsplan (versie september 1998) werd geagendeerd voor de vergadering van Provinciale Staten van 6 november 1998. De Haagse burgemeester Wim Deetman (CDA) was er heilig van overtuigd, dat de Provinciale Staten zouden instemmen met dit aangepaste voorstel, dat Den Haag meer ruimte (en vooral meer geld) moest opleveren. Den Haag had op voorhand al 15 miljoen gulden aan te verwachten inkomsten uit de ‘wingewesten’ ten gunste van de begroting 1999 opgenomen. Op 18 november 1998 zouden de Staten definitief beslissen.
De provincie werd overstelpt met duizenden protestbrieven van de buurgemeenten en moesten zo’n 23.000 brieven worden beantwoord. Op 15 oktober 1998 vond een volksraadpleging plaats onder de inwoners van de regiogemeenten met een opkomstpercentage van 74,2%, waarbij een grote meerderheid zich had uitgesproken tegen de grenswijziging. Het provinciebestuur hield voet bij stuk, maar bleek niet in staat om het herindelingsproces af te ronden en gooide vervolgens vertwijfeld de handdoek in de ring.
Minister Bram Peper van Binnenlandse Zaken (PvdA) moest zich nu noodgedwongen met dit ‘hoofdpijndossier’ gaan bemoeien. Het provinciale ‘plak- en knipwerk’, ontstaan door de onlogisch geprojecteerde nieuwe gemeentegrenzen, vroeg om een andere aanpak. Deze strandde echter voortijdig, omdat Peper’s financiële handel en wandel veel (Kamer)vragen opriep en de ‘schoenendoosadministratie’ geen bevredigende antwoorden verschafte.
Achteraf bleek het een storm in een glas water. Niettemin moest minister Peper aftreden. Hij werd opgevolgd door de heer Klaas de Vries (PvdA). Op handige wijze wist hij de Tweede Kamer te overtuigen en ging deze akkoord met de beoogde grenscorrectie, zoals deze door de provincie in elkaar geknutseld was. Volgens minister De Vries was deze herindeling ,,logisch en bescheiden”, maar dat waren weinigen met hem eens. Maanden lang hebben oppositiepartijen waar onder het CDA onder aanvoering van Maria van der Hoeven, anti-annexatie-comités, bewoners en gemeentebestuurders geprobeerd om de Tweede Kamerleden van de coalitie op andere gedachten te brengen, maar tevergeefs. De hoop was nu gevestigd op de stemming in de Eerste Kamer later dat jaar. Opnieuw verdedigde minister De Vries het herindelingsplan. Uiteindelijk ging ook de senaat akkoord, maar niet voordat een viertal VVD-dissidenten tot de orde moest worden geroepen, want zij dreigden tegen het wetsvoorstel te stemmen.
Niet veel later betraden de heer Bas Eenhoorn, de toenmalige landelijk voorzitter van de VVD (oud-burgemeester van Voorburg) samen met mevrouw Annemarie Jorritsma, (VVD vicepremier) de fractiekamer van de VVD om met veel bestuurlijke druk te proberen deze vier dwarsliggers in het gareel te krijgen. Uit betrouwbare bron kon worden vernomen, dat deze politieke ongehoorzaamheid er weleens toe zou kunnen leiden, dat deze rebellerende Senaatsleden bij de volgende verkiezingen op een onverkiesbare plaats terecht zouden kunnen komen. In ieder geval was hun politieke ommezwaai om alsnog voor te stemmen, opmerkelijk te noemen.
Dankzij de vier ‘gedraaide’ VVD-senatoren stemde ook de Eerste Kamer in met deze grenscorrectie en was de Gemeentelijke Herindeling Den Haag en Omstreken een feit. Dat moesten de inwoners van de randgemeenten en hun bestuurders, na vier jaar protesteren, knarsetandend aanvaarden. De besluitvorming, in zowel de Tweede- als de Eerste Kamer was weliswaar formeel op democratische wijze tot stand gekomen, maar de manier waarop deed vermoeden dat partijpolitieke belangen en de onder druk afgedwongen fractiediscipline hierbij een (te) grote rol hebben gespeeld. De VVD-rijen en ook die van de coalitie moesten immers gesloten blijven. Opgelucht over het behaalde resultaat, spoedde minister De Vries zich naar het perscentrum Nieuwspoort en stak tevreden en voldaan een sigaar op. Toen kon dat nog.
De gemeente Den Haag had al in de vorige eeuw meerdere pogingen ondernomen om zijn expansiedrift door middel van annexatie zich grondgebied toe te eigenen. Dat gebeurde in 1907, 1913, 1931 en 1954. Al deze pogingen mislukten behalve die van 1907, waarbij de Binckhorstpolder overging van Voorburg naar Den Haag. Terugkijkend roept het de vraag op of deze gemeentelijke herindeling de Haagse regio heeft geholpen en of het allemaal wel zoveel moeite en (gemeenschaps)geld waard is geweest? Nootdorp en Pijnacker fuseerden per 1 januari 2002 en dat deden ook Voorburg en Leidschendam. Den Haag bleef ingeklemd maar kreeg als doekje voor het bloeden de Vinexwijken Leidschenveen en Ypenburg. Is de feitelijke situatie na 25 jaar echt wezenlijk veranderd?
Feit is dat één van de hoofdrolspelers van toen, Johan Remkes, een paar jaar later van mening was, dat dergelijke grootschalige gemeentelijke herindelingen van bovenaf opgelegd, niet meer van deze tijd zijn en altijd brede steun van de bevolking vereisen. Misschien is dat de les die je hieruit zou kunnen trekken en in de toekomst dit soort landjepik, met alle daarmee gepaard gaande emoties en frustraties, zich niet meer zal voordoen. Ook voor de heer Remkes geldt dat berouw na de zonde komt en zijn ook de liberale krokodillentranen inmiddels vergeten. Was zijn motie van 1997 een politieke vergissing die veel onnodige commotie en polarisatie in de regio teweeg heeft gebracht, de verhoudingen op scherp heeft gezet en waarbij niemand er echt beter van geworden is? Het is een geruststellende gedachte dat over 100 jaar niemand meer weet hoe het zo ver heeft kunnen komen. Daarom nu na 25 jaar deze korte terugblik om het geheugen op te frissen.
Hoe dan ook, het waren destijds (T)reurige Haagse Tijden.
(Kees Verbeek, oud-voorzitter Stichting Voorburg tegen Annexatie, verbeekvoorburg@gmail.com).