De criteria die de provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van plekken voor de plaatsing van windmolens, passen niet bij de windmolen op het CEVA-terrein aan de Westvlietweg. Indien de provincie de eigen normen had gehanteerd zou de molen er nooit hebben kunnen komen.
Dat blijkt uit het planMER (milieu effect rapportage) dat de provincie heeft laten opstellen bij de Visie ruimte en mobiliteit windenergie.
Uit de stukken blijkt dat plaatsing negatief wordt beoordeeld als er sprake is van een slagschaduw van de molenwieken in een gebied tot 700 meter rondom de molen. In het geval van de CEVA-molen staat die op zo’n 350 meter van woningen.
Een ander criterium voor plaatsing is de aansluiting bij het landschap. Ook moet gekeken worden naar risico’s in de omgeving, woningbouw, wegen en spoorbanen, dijken en waterkeringen alsmede vliegverkeer.
De geluidhinder van de molen mag niet meer dan 47 decibel (eenheid van geluid) bedragen. Dat is de wettelijke norm. Eigenlijk wil de provincie niet verder gaan dan 42 decibel.
Als uitgangspunt wordt een windmolen die 3 megawatt stroom opwekt, gebruikt met een hoogte van zo’n 100 meter genomen. Dat is het model dat bij CEVA staat.
De Vlietzone komt in de lijst van locaties voor de bouw van windmolens niet meer voor. De provincie richt zich vooral op de regio Rotterdam. Wel is nog windmolenbouw voorzien aan de A12 bij De Balij (gemeente Pijnacker-Nootdorp).
De CEVA-molen staat direct aan de A4. De Randstadrail en de metrolijn naar Rotterdam lopen er vrijwel onderdoor. In de omgeving liggen de nodige waterwegen en dijken. En de gemeente Den Haag wil bij het Prins Clausplein een start- en landingsplaats voor helikopters waarbij die toestellen af- en aanvliegen via de snelwegen zoals de A4. (foto Charles Groeneveld)