Een nieuwe bijdrage van Stadsbeheer: ‘Ze zijn nog altijd wild van onze stad; de Koperwiek (Turdus iliacus) is een kleine lijster, met een opvallende wenkbrouwstreep en een opvallende roestbruin/oranje zijkant en oksels. Deze soort is vaak te horen tijdens de trek in oktober/november, als ze ’s nachts in grote groepen over ons land trekken. Veel koperwieken blijven in Nederland overwinteren. Wanneer de winter hier te koud wordt, verlaten ze ons land weer en trekken verder door naar het zuiden, of verplaatsen ze zich naar de stad, waar het net iets warmer is. In Noord-Europa is de koperwiek een broedvogel van naald- en berkenbossen.
Koperwieken zie je regelmatig in gezelschap van andere lijsters, vaak kramsvogels. Ze trekken vaak op in gemengde groepen van beide soorten. De koperwiek is de kleinste van hen. Koperwieken kun je in grote groepen in de lucht zien vliegen, maar ook kom je ze tegen in kleinere groepjes, of als individu in je eigen achtertuin of park. Daar waar bessen zijn, zijn ze te vinden. Duindoorn is populair, maar ook de bessen van hulst, lijsterbes en kardinaalsmuts worden graag gegeten. Net als andere lijsterachtigen is de koperwiek verzot op rottend fruit: appels zijn zeker een van de favorieten. Deze koperwiek kwamen we tegen in park ’t Loo in Voorburg. Hij zal de komende weken ons land weer gaan verlaten en naar zijn noordelijk gelegen broedgebied te gaan, om in het najaar weer terug te zijn om hier te overwinteren’.
Alle reacties:
77