Vandaag weer een bijdrage van Stadsbeheer: ‘Maart is de maand waarin de eerste broedvogels weer terugkeren uit hun overwinteringsgebieden. De vogelsoorten die we als eerste mogen begroeten zijn de zwartkop, tjiftjaf en de roodborsttapuit, dit zijn de zogenaamde korte-afstandstrekkers.
Korte-afstandstrekkers overwinteren grotendeels in zuidelijk Frankrijk, Spanje en noordelijk Afrika. Als het voorjaar hier voorzichtig aanbreekt zijn ze als eerste weer terug in hun Nederlandse broedgebieden. De Roodborsttapuit wil nog wel eens proberen in Nederland te overwinteren, maar als het hier toch te streng gaat vriezen zijn ze genoodzaakt om te verkassen. Gelijk hebben ze.
De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een schattig klein vogeltje die je tegenkomt in duingebieden, heideterreinen en (oude) cultuurlandschappen. Hij behoort tot de familie van de lijsters net als de tapuit, roodborst en nachtegaal. Het mannetje heeft een zwarte kop met een witte nekvlek en een vrij opvallend oranje gekleurde borst. Het vrouwtje is onopvallend grijzig bruin met twee witte vleugelvlekjes. Ondanks zijn zeer fraaie kleuren valt het roodborsttapuit mannetje niet erg op en verraadt hij zijn aanwezigheid meestal door een schor klinkend trak of wiet trak-trak. Dit geluid is behoorlijk kenmerkend en als je het eenmaal een keer goed hebt gehoord, dan vergeet je dat niet meer.
De roodborsttapuit is in ons land gelukkig weer met een enorme opleving bezig. In de jaren zeventig en tachtig had de populatie in het agrarisch cultuurlandschap behoorlijk te lijden van de intensivering van het grondgebruik. Daardoor kwam dit vogeltje op de Rode Lijst terecht. Wonderlijk genoeg herstelde de populatie in het cultuurland in de jaren negentig. Sindsdien gaat het landelijk weer helemaal voor de wind en is hij op veel plekken te zien. De komende weken zullen alle oude broedplekken weer in rap tempo bezet worden. Dit mannetje zat op zijn uitkijkpost in de Nieuwe Driemanspolder. Ga ze spotten’.