Het gemeentelijk woningbeleid rammelt aan alle kanten. Dat blijkt uit een onderzoek van de Rekenkamer WVOLV, waar Leidschendam-Voorburg deel van uit maakt.
Aan de uitvoering van het beleid werken minder dan 5 ambtenaren full-time. Daardoor is pro-actief handelen vrijwel onmogelijk. De gemeente zegt geen ruimte te hebben voor het aanstellen van meer ambtenaren of zzp’ers. Omdat er te weinig ambtenaren zijn schiet ook de regionale samenwerking op het gebied van wonen tekort. Subsidies voor woningbouw van rijk en provincie worden misgelopen.
De gemeente huurt wel mensen in doch door de vele personele wisselingen werkt dat vertragend bij bouwprojecten. Bovendien werken externen minder snel en voortvarend, zo vermeldt de Rekenkamer. Initiatiefnemers voor woningbouwprojecten krijgen vaak ‘nee, nu niet’ te horen.
De kwaliteit van woningbouwprojecten staat onder druk. De gemeente heeft bovendien een gebrek aan bouwlocaties. De gemeente voert geen actief grondbeleid. Woningcorporaties vissen daardoor achter het net.
De ambities van de gemeente inzake de bouw van sociale woningen en het huisvesten van doelgroepen zoals statushouders (asielzoekers die mogen blijven) moeten omhoog. Grond en geld kunnen daarbij helpen.
De haalbaarheid van de wens om bij nieuwbouw 30 procent sociale woningen en 20 procent middeldure woningen te realiseren, is onzeker. Dat komt mede door de eisen die de gemeente stelt inzake groen, duurzaamheid en parkeerruimte. Voor ontwikkelaars bemoeilijkt dit alles tezamen de realisatie van projecten. Stijgende bouw- en loonkosten spelen daarbij ook een rol.
Omdat de gemeente bij de huisvesting van doelgroepen alleen naar woningcorporaties kijkt voldoet men niet aan de eisen inzake het huisvesten van statushouders. Van de gemeentelijke woningvoorraad valt nu 25 procent in de sector ‘sociaal’. Dat is een laag percentage, meldt de Rekenkamer.
In het rapport wordt ook opgemerkt dat ‘onzorgvuldige’ en langdurige voorbereidingstrajecten woningbouw belemmert. De gemeente worstelt bovendien met tijdlimieten bijvoorbeeld inzake de bouw van sociale woningen. Bij de corporaties zijn er geen nieuwe woningen omdat er nauwelijks gebouwd worden en mutaties in bestaande woningen heel gering zijn.
De gemeenteraad bespreekt bij bouwprojecten veelal zaken die ook ambtelijk kunnen worden afgedaan. Bovendien komt men met extra eisen die de uitvoering van bouwplannen vertragen. Daarnaast vraagt de raad vaak naar de bekende weg of naar zaken die al eerder zijn overeengekomen.
Verantwoordelijk wethouder Bianca Bremer wil de gemeenteraad wel uitvoeriger informeren, zo staat in het rapport, doch dat stuit op een volle agenda en een ‘kritische lokale pers’. Bij een duiding van gemaakte keuzes is het vrijkomen van bedrijfsgevoelige informatie een probleem.
In de periode 2024-2027 wil de gemeente 2262 woningen realiseren waarvan 750 voor doelgroepen. Van alle woningen vallen er 964 in de sector ‘betaalbaar’ (sociaal en middelduur). Harde bouwplannen zijn er voor de periode tot 2040 voor 784 woningen waarvan 231 betaalbaar; zachte bouwplannen melden 4100 tot 4850 woningen waarvan 1495 tot 2565 betaalbaar. In de afgelopen tien jaar werden er in de gemeente gemiddeld 168 woningen gebouwd. Om alle ambities waar te maken zouden dat er minimaal 280 per jaar moeten zijn.
In een schriftelijke reactie op de bevindingen van de Rekenkamer stelt burgemeester Martijn Vroom dat de bouw van 4000 tot 5000 woningen tot 2040 ‘realistisch’ is. De doelstelling om voor doelgroepen 750 woningen te realiseren voor 2030 ‘lijkt gehaald te worden’. Een onderbouwing van beide beweringen leverde hij niet.
Besluitvorming inzake woningbouw wordt vertraagd door te weinig ambtenaren, burgerparticipatie en bezwaarprocedures, aldus Vroom. Het voeren van een actief grondbeleid zit er niet in vanwege te weinig ambtelijke capaciteit en kennis.