Geachte leden van Provinciale Staten,
Wij hebben kennisgenomen van de op 11 juni 2025 aangenomen motie ‘Breed draagvlak voor een nog mooiere Vlietzoom’. Hoewel wij het streven naar een gebalanceerde en kwalitatieve gebiedsontwikkeling van de Vlietzoom delen, willen wij hierbij uitdrukking geven aan onze verontwaardiging en zorg over de inhoud en gevolgen van deze motie.
De inhoud van de motie gaat uit van selectieve en willekeurige uitsluiting van bedrijfsmatige functies, zonder
deugdelijke onderbouwing en/of motivering. De inhoud van de motie en de hieraan mogelijk verbonden negatieve gevolgen voor (de uitbreiding van) het bedrijventerrein Westvlietweg zijn onaanvaardbaar. De belangen van vele ondernemers, extra m2 bedrijfsruimte en het creëren van extra werkgelegenheid zijn door de motie zonder meer ernstig veronachtzaamd.
De motie verkiest het initiatiefvoorstel Cultuurlandschapspark boven andere scenario’s en roept het college op dit voorstel als voorkeursvariant verder uit te werken. Daarbij wordt onder andere uitgesproken dat er “geen ruimte is voor de vestiging van een afvalcentrale” en dat de “zware bedrijvigheid” buiten de gebiedsvisie zou moeten vallen.
Onze verontwaardiging is om de volgende redenen gegrond:
1. Selectieve interpretatie van het Toekomstbeeld Vlietzone
In de oorspronkelijke beleidsdocumenten, waaronder het Toekomstbeeld Vlietzone (2023) en recente provinciale rapporten, wordt expliciet gesproken over:
• uitbreidingsmogelijkheden van bedrijventerrein Westvlietweg III richting de A4;
• het faciliteren van bedrijvigheid in milieucategorieën die bijdragen aan de stedelijke en regionale
werkgelegenheid en circulaire economie;
• en het stimuleren van werkgelegenheid in en nabij de stad.
De aangenomen motie doet afbreuk aan deze uitgangspunten door reeds één specifiek scenario te verkiezen, terwijl het Toekomstbeeld juist als kader fungeert waarin verschillende ontwikkelingsrichtingen op basis van onderzoeken en vastgestelde ‘bouwstenen’— inclusief circulaire bedrijvigheid, uitbreiding en modernisering van bedrijventerreinen — naast elkaar kunnen bestaan en verder dienen te worden uitgewerkt.
2. Beperkt draagvlak en gebrek aan afstemming
Hoewel in de motie wordt gesteld dat het voorstel voor het Cultuurlandschapspark “breed draagvlak” heeft, is dit beeld voor ons niet herkenbaar.
Wij constateren dat:
• Diverse gebiedspartners, waaronder ruim 335 ondernemers en initiatiefnemers van innovatieve
(circulaire) bedrijvigheid, niet zijn betrokken of onvoldoende gehoord;
• De eerder vastgestelde koers (waaronder milieucategorie 3 als ondergrens) door deze motie wordt
omzeild zonder transparante onderbouwing;
• Het bestuurlijk overleg op 12 juni slechts beperkt ruimte bood voor heroverweging of discussie.
Een robuuste gebiedsontwikkeling vergt naar onze overtuiging een integrale en afgewogen benadering, waarin álle belanghebbenden, inclusief de economische en innovatieve actoren, een volwaardige positie innemen.
3. Economische en maatschappelijke belangen onvoldoende gewogen
De Vlietzoom biedt als overgangsgebied en stads-/landschapspark een unieke kans om:
• werkgelegenheid nabij de stad te realiseren middels landschappelijke en natuur inclusieve inpassing;
• (circulaire) bedrijvigheid en duurzame logistiek te stimuleren en huisvesten;
• een efficiënt ruimtegebruik te hanteren via dubbelbestemming en clustering.
4. Ontbrekend puzzelstuk in het voorstel Haags Cultuurlandschap
• Wij erkennen dat in het model Haags Cultuurlandschap op zorgvuldige wijze invulling is gegeven aan
diverse ruimtevragen in het gebied, waaronder groen, sport, recreatie en cultuur. Wat echter ontbreekt, is
een volwaardige invulling en borging van de economische ruimtebehoefte in het gebied.
• De ruimte voor uitbreiding van bedrijvigheid — 12 tot 15 hectare — vormt een cruciaal puzzelstuk om het
totaalplaatje ruimtelijk en maatschappelijk kloppend te maken. Zolang deze component ontbreekt, is naar
onze overtuiging geen sprake van een daadwerkelijk integrale gebiedsontwikkeling.
De motie legt de nadruk op landschappelijke en recreatieve functies, maar doet onvoldoende recht aan
maatschappelijke en economische urgenties. Het op voorhand principieel uitsluiten van voorzieningen en functies die ruimtelijke impact kennen, achten wij – zonder een gedegen ruimtelijke, ecologische en economische analyse- onzorgvuldig. Zeker in het licht van actuele maatschappelijke opgaven (zoals circulaire economie, energietransitie en ruimtedruk) vraagt dit om een bredere bestuurlijke afweging dan thans in de motie tot uitdrukking komt.
Tevens is de motie tegenstrijdig met het Woon-Werk Akkoord, afgesloten tussen de overheden Provincie Zuid- Holland, gemeente Delft, gemeente Rijswijk, gemeente Leidschendam-Voorburg en de gemeente Den Haag, welk akkoord onder de naam ‘durf te kiezen’ officieel werd bekrachtigd in februari 2022 om als regionale afsprakenkader woningbouw en werkgelegenheid in balans te stimuleren. Het Woon-Werk Akkoord (en de daaropvolgende planvorming) regelt expliciet dat er op Westvlietweg/Vlietzone zwaardere milieu-categorieën kunnen worden toegestaan en dat het gebied wordt behandeld als transitielocatie voor bedrijven uit de hoogste milieucategorie, met name in combinatie met de GAVI-kavel.
Wij roepen Provinciale Staten op om:
• Bij de verdere uitwerking van het ontwikkelplan Vlietzoom de oorspronkelijke uitgangspunten uit het
Toekomstbeeld volledig en evenwichtig te betrekken, inclusief ruimte voor uitbreiding, werkgelegenheid
en bedrijvigheid;
• In overleg te treden met alle gebiedspartners, inclusief ondernemers en investeerders, zodat de belangen
in de Vlietzoom daadwerkelijk integraal worden gewogen;
• Transparant te communiceren over de kaders waarbinnen keuzes over bedrijvigheid en functies als een
afvalhub of circulaire cluster worden gemaakt.
Wij zijn uiteraard bereid om in gesprek te gaan en onze visie op een duurzame en toekomstbestendige Vlietzoom toe te lichten. Met vriendelijke groet Bestuur Stichting Bedrijven Investeringszone Westvlietweg en
Vereniging Bedrijvenbelang Westvlietweg.




