Een enquête die in opdracht van onder andere de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk is opgezet over de tramlijn Den Haag CS, Binckhorst, Station Voorburg met aftakking naar Rijswijk en Delft, is bewust zo opgezet dat deelnemers ‘realistische’ keuzes moesten maken.
Dat hebben B&W van Rijswijk bekend gemaakt. Op de inhoud van de enquête, georganiseerd door bureau Populytics, is veel kritiek vanwege het ‘sturende’ karakter er van.
‘Wij begrijpen de zorg dat deelnemers voldoende ruimte moeten hebben om hun mening te geven. Tegelijkertijd willen we dat de uitkomsten van de raadpleging een serieuze bijdrage leveren aan de besluitvorming. De ruimte in het gebied is schaars en ook het budget is niet onbeperkt. Daarom is ervoor gekozen om in één van de onderdelen van de raadpleging aan deelnemers te vragen om keuzes te maken binnen de realistische grenzen van beschikbare ruimte en budget. Met de gekozen methode plaatsen we deelnemers als het ware op de stoel van de besluitvormers en betrekken we ze bij de afwegingen waar de gemeente voor staat.
Wanneer iedereen vrij zou kunnen kiezen zonder rekening te houden met die beperkingen, zou dat leiden tot onuitvoerbare wensenpakketten. Dat zou terecht kunnen worden gezien als schijnparticipatie: mensen krijgen dan de indruk dat alles mogelijk is, terwijl we weten dat dat niet zo is. Door deelnemers te vragen keuzes te maken binnen de bestaande kaders, krijgen we inzicht in wat zij écht belangrijk vinden. Dat maakt deze vorm van participatie relevanter en bruikbaarder bij besluitvorming/ het maken van keuzes.
We hebben deelnemers gevraagd naar hun opleidingsniveau omdat uit eerdere onderzoeken rond mobiliteit en bereikbaarheid blijkt dat er een relatie kan bestaan tussen opleidingsniveau en voorkeuren rond mobiliteit. Wanneer mensen met een bepaald opleidingsniveau in de raadpleging over- of ondervertegenwoordigd zijn, kunnen we de resultaten corrigeren via zogenoemde herweging. Zo kunnen we representatieve uitspraken doen voor de bevolking. Zonder deze informatie zou het onderzoek mogelijk niet representatief zijn’, aldus B&W van Rijswijk.
‘In de vragenlijst wordt aan deelnemers gevraagd of zij de Vlietlijn wel of geen goed idee vinden. Omdat deze vraag wordt gesteld, wekt de vragenlijst niet de indruk dat het vaststaat dat de Vlietlijn er gaat komen. Deelnemers kunnen dus ook aangeven dat ze de Vlietlijn geen goed idee vinden. Wel geven we in het begin van de vragenlijst aan dat overheden van plan zijn om de Vlietlijn aan te leggen. Dat overheden voornemens zijn om de Vlietlijn aan te leggen is feitelijk juist’.




