Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’Hofwijck verhaalt over de reis van Constantijn Huygens naar Venetië. Vandaag deel 6, Op het meer van Zürich, 26 mei 1620.
De huidige corona crisis verrast ons bijna dagelijks met wat je zou kunnen noemen ‘nieuws in de marge’. Berichten over de neven-effecten van de ramp. Enkele weken geleden stond in alle kranten het bericht dat de luchtkwaliteit sinds het begin van de crisis, en dus sinds het stilvallen van veel van de industriële activiteit, wereldwijd enorm was verbeterd. Satellietfoto’s leverden het bewijs. Maar het meest overtuigde mij het feit dat inwoners van de Indiase deelstaat Punjab het met eigen ogen konden zien. Voor het eerst van hun leven zagen zij de besneeuwde toppen van de Himalaya, van een afstand van ongeveer tweehonderd kilometer. Een wonder, teweeggebracht door het verschijnsel ‘schone lucht’.
Ik moest daarbij direct denken aan Constantijns reisjournaal. Na het vertrek uit Stuttgart, pal zuid aanhoudend richting Zwitserland en de Alpen, ziet Constantijn ter hoogte van Tuttlingen – in het huidige Beieren – in de namiddag van 22 mei 1620 stevige witte wolken aan de horizon, die niet van plaats veranderen. Pas als enkele meer ervaren reizigers in zijn gezelschap hem uit die droom helpen, realiseert hij zich dat het de besneeuwde toppen van de Alpen zijn. Ze zijn dan nog zo’n tweehonderd kilometer van die bergen verwijderd, wat neerkomt op meer dan vijf dagreizen. Maar ook in 1620 is de lucht kraakhelder.
De route vanaf Stuttgart naar het zuiden voert over het grondgebied van Leopold van Oostenrijk. Die is de Hollanders vijandig gezind, daarom geeft de hertog van Württemberg het gezantschap van François van Aerssen vanaf Stuttgart een escorte mee van twintig ruiters uit zijn lijfwacht. Tot in Zwitserland zal dit, in verschillende samenstellingen, noodzakelijk blijven. Een kaart van Europa uit die tijd laat de versnippering zien van de Duitse gebieden, staatkundig én politiek. Het is een lappendeken, waar Van Aerssen en zijn mannen omzichtig doorheen moeten manoeuvreren.
Langzaam maar zeker betreedt het gezantschap hoger terrein. Op 23 mei noteert Constantijn: ‘In de diepte zagen wij een gedeelte van het Meer van Konstanz, dat ze hier Bodensee noemen.’ Die dag bereiken ze Schaffhausen, in Zwitserland. Ook daar laat het stadsbestuur ogenblikkelijk wijn voor de ambassadeur en zijn gezelschap aanrukken. De dag erop biedt de burgemeester een uitstapje aan naar de grote waterval, ook wel Rheinfall genoemd. Constantijn, die zoiets nooit eerder zag, is diep onder de indruk. Zie voor een verslag daarvan onze film op www.hofwijck.nl.
Intermezzo. Tijdens de opnamen van de film in juni 2017 deden we in een weblog op de site van Huygens’ Hofwijck en op Vlietnieuws, de lokale digitale krant, dagelijks verslag van onze avonturen. Dat werd veel gelezen, het begrip ‘volgers’ kreeg zo een heel letterlijke betekenis. Ook op de social media zochten we aandacht. Vooral mijn collega Karlien, met wie ik de presentatie deed, was daar druk mee. Op een gegeven moment haalde ze me over om op voor Constantijn belangrijke locaties ‘ussies’ te maken, dat zijn selfies voor twee personen. Bij de Rheinfall maakten we de eerste. En ook de enige. Het maken van selfies en ussies vergt namelijk een zekere behendigheid, waarbij je zelfverzekerd en vooral lachend in de lens kijkt, een techniek die ik niet beheers. Karlien wel. Dus kwam ik over als Karliens wat ‘simpele’ broertje. Dat ging me iets te ver.
Vanuit Schaffhausen is het nog maar een dag reizen naar Zürich. Daar wacht het gezantschap een werkelijk groots onthaal. Ook hier biedt het stadsbestuur een uitje aan. In Constantijns woorden: ‘[…] waarna ze hem (= Van Aerssen) onder trompetgeschal en groot gedrang van een volksmenigte een paar straten door liepen tot bij hun plezierboot. Daar, in plaats van in het gastenverblijf, stond de tafel gedekt met het dessert, in de schaduw van een tentzeil in hun eigen stadskleuren. Zo voeren we de hele middag op het mooie meer van Zürich, omringd door allerlei andere bootjes, die onder meer dienst deden als keuken en wijnbevoorrading. Ook was er muziek, van trompetten en violen. Vanuit de stad werden de trompetten voortdurend beantwoord door het kanon, dat men maar bleef laden en ontladen. Het meer, met aan beide zijden bergen, gaf een klinkende echo. […] om te zien hoe er forellen en andere vissen gevangen werden. Ze werden meteen gebakken of geroosterd en met smaak verorberd. Het water van dit meer was een lust voor het oog. Het heeft de mooiste kleur groen die je je kunt voorstellen en is kraakhelder zodat je tot op grote diepte de bodem nog kunt zien.’ De reis ging zowaar op een vakantie lijken!
Die dag stuurt Van Aerssen de bagage van zijn gezantschap vooruit naar Chur, de stad aan de voet van de Alpenpassen die op hun weg naar Italië liggen. En de koetsen worden ingewisseld voor paarden. Het reizen zal de komende dagen voor Constantijn en de zijnen een andere dimensie krijgen. We ontmoeten de groep weer op 2 juni, wanneer Van Aerssen na dagen vol klimpartijen een welverdiende rustdag inlast in Morbegno.
(Peter van der Ploeg)