De wettelijk verplichte energiebesparing bij bedrijven is voor B&W van Leidschendam-Voorburg geen prioriteit. Men richt zich op woningen, duurzame opwekking van energie en het verduurzamen van het eigen onroerendgoed.

Dat stelt de zogenoemde Rekenkamercommissie, die onderzoek deed naar de wijze waarop de gemeente de verplichte energiebesparing bij bedrijven waarmaakte. De plicht ligt vast in de Wet milieubeheer en geldt voor alle bedrijven die meer dan 50.000 KwH stroom en/of 25.000 kubieke meter gas per jaar verbruiken.

Volgens de wet moeten zijn in energiebesparing investeren en wel zodanig dat zij die investering binnen vijf jaar terugverdienen. Leidschendam-Voorburg heeft het toezicht uitbesteed aan de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH).

De Rekenkamercommissie heeft berekend dat het om 255 bedrijven in Leidschendam-Voorburg gaat. Bij ODH zijn er 34 in beeld. Tussen 2014 en 2020 liep het aantal controles uiteen van nul tot zes per jaar.

De controles leveren echter niets op. Onduidelijk is of de bedrijven aan de wet voldeden en welke maatregelen zij namen. Over hercontroles, handhaving en het effect van de controles is niets bekend. ODH levert bij de gemeente alleen een jaarlijks werkplan in. Dat wordt ter informatie aan de gemeenteraad gezonden.

De gemeente stuurt ODH niet aan. B&W beweren dat daarvoor de kennis, kunde en mankracht ontbreekt. Toezicht beschouwt de gemeente als ‘informatief’; bedrijven moeten gestimuleerd worden iets te gaan doen aan energiebesparing. Feitelijk komt het erop neer dan een onderneming eens in de 15 tot 20 jaar wordt gecontroleerd.

ODH heeft ook geen volledig beeld van de situatie bij de bedrijven. B&W vinden dat handhaving pas aan de orde is als een bedrijf gewoon weigert iets aan energiebesparing te doen.