Gelyncht door het volk? Dat wil ook Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck wel eens weten. Daarom dook deze verwoede lezer in de geschiedenis van de broers De Witt. Op Vlietnieuws beschrijft hij vandaag zijn ervaringen:
Vandaag de dag worden politieke geschillen, zelfs heftige, vrijwel altijd uitgevochten met woorden. We zagen het vorige week nog. Dat is een groot goed. Dat was niet altijd zo, voordat we een parlementaire democratie hadden wilde dat wel eens anders lopen. Zo ook in de Gouden Eeuw. Een van die politieke vereffeningen, de moord op de gebroeders De Witt op 20 augustus 1672, in het centrum van Den Haag, staat te boek als de zwartste bladzijde van de zeventiende eeuw.
Raadpensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis werden op die dag door een woedende menigte letterlijk afgeslacht. Het gebeurde op de Plaats, aan de rand van de Hofvijver, als het ware op de stoep van het politieke machtscentrum van de Republiek. Maar was het slechts het dol geworden Haagse volk dat op zoek was naar een schuldige, een politicus die ze de schuld van het in alle opzichten mislukkende nationale en internationale beleid in de schoenen konden schuiven, of was het misschien een zorgvuldig voorbereidde politieke moord? Het antwoord op die gevoelige vraag wordt door historici al eeuwenlang gezocht en bediscussieerd. Met Moordenaars van Jan de Witt doet Ronald Prud’homme van Reine waarin hij al tijden excelleert: een historische gebeurtenis levendig in beeld brengen, van alle kanten belichten en de meningen van zijn collega’s die hem voorgingen bespreken.
De lynchpartij is uitermate gedetailleerd te reconstrueren, in de eerste minuten zelfs met benoeming van de wapens en wie die hanteerden. Dat komt omdat direct na de dubbele moord burgers door de schout werden ondervraagd en er pamfletten verschenen die de lezer het gebeuren in geuren en kleuren voorschotelden. De betrouwbaarheid van die bronnen is op detailniveau misschien niet altijd te garanderen, maar ze maken duidelijk dat het waarschijnlijk niet mogelijk is om één of enkele moordenaars aan te wijzen. Op de toeschouwers van die dag kwam het in ieder geval over als een spontane geweldsuitbarsting.
Prud’homme van Reine maakt veel werk van de aanloop naar de moord. Hij schetst het functioneren van De Witt als raadpensionaris, zijn netwerk en successen, maar ook de weerstand die zijn beleid gaandeweg steeds sterker opriep. Datzelfde doet hij met Willem III, de jonge prins van Oranje – in 1672 was hij 22 – die in de coulissen wachtte op zijn kans om tot stadhouder te worden benoemd en daarmee de familietraditie voort te zetten. In de jaren voor 1672 werd het langzaam maar zeker duidelijk dat beide mannen zich ten opzichte van elkaar in een ‘balance of power’ bevonden die heel voorzichtig en langzaam in het voordeel van Oranje dreigde om te slaan. Een zekerheid dat dit zou gebeuren was er niet, daarvoor legden de Witt’s politieke en militaire successen – denk aan de gevaarlijke maar succesvolle tocht van Michiel de Ruyter naar Chatham in 1667 – nog lange tijd teveel gewicht in de schaal. Maar toen Frankrijk op 12 juni 1672 met haar bondgenoten de Republiek binnenviel, zwol de roep om de prins tot stadhouder te benoemen razendsnel aan. De positie van De Witt verzwakte daardoor van de ene op de andere dag. Zijn machtsbasis was verdampt.
De centrale vraag is of Willem III een rol heeft gespeeld in de gebeurtenissen van die twintigste augustus? En zo ja, was dat sturend of alleen maar heel opportunistisch afwachtend, gebruikmakend van de penibele situatie van zijn politieke tegenstander? Na het doorlichten van de entourage van de prins, de belangrijke mannen die zijn kring vormden, en na het minutieus doorlopen van de volgorde der gebeurtenissen, inclusief de reactie van de prins daarop, komt Prud’homme van Reine tot een heldere conclusie. Het was beslist géén spontane moordpartij, een vaststelling die in belangrijke mate wordt versterkt doordat enkele van de meest zichtbare oproerkraaiers, mannen uit de entourage van de prins, na afloop door hem in bescherming werden genomen. Zelfs het ‘masterplan’, het bedenken en organiseren van het geweld, is met een zekere mate van waarschijnlijkheid toe te schrijven aan een vertrouweling van de prins.
En Willem III, valt hem direct iets te verwijten? Jazeker. Hij bevond zich op de dag van de aanslag in het legerkamp bij Alphen, waar hij al heel snel na de arrestatie van de gebroeders De Witt per koerier werd ingelicht over de ontwikkelingen. Tot tweemaal toe ontving hij ook een dringend verzoek van de Staten van Holland om militaire bijstand in de Haagse situatie. Met slechts honderd bewapende ruiters, die binnen enkele uren in Den Haag hadden kunnen zijn, zou hij het oproer gemakkelijk uiteen hebben kunnen slaan. Maar hij ondernam geen actie. Liet het gebeuren. Was het politiek gewin te verleidelijk?
Dit is geschiedschrijving in optima forma. Degelijk, gedetailleerd, levendig en voor een breed publiek. De opbouw van het boek is heel helder en effectief, in het afsluitende hoofdstuk vallen veel van de puzzelstukjes dan ook op hun plek op een wijze die Agatha Christie jaloers zou hebben gemaakt. Een aanrader.
Ronald Prud’homme van Reine / Moordenaars van Jan de Wit. De zwartste bladzijde van de Gouden Eeuw / 230 blz / De Arbeiderspers, 2013.