Hemelse muziek

‘Op reis leer je elkaar kennen, wordt wel gezegd. De afgelopen twee weken is dat zeker het geval geweest tussen ons en Constantijn Huygens. Door zijn spoor te volgen, dwars door het Europa van 1620, langs weelderige paleistuinen, soms onbegaanbare wegen en over de Alpen, zijn we hem dichter genaderd dan ooit tevoren. We hebben begrepen hoe sterk zijn verlangen was om eens aan de andere kant van die Alpen rond te lopen, om de antieken en de renaissance op te snuiven. Onze reis was zijn reis, voor zover dat 397 jaar later nog mogelijk is.

Gisteren, op de laatste dag van ons verblijf in Venetië, was het de beurt aan de muziek. Constantijn was in 1620 al een gewaardeerd musicus. Hij speelde verschillende instrumenten, waaronder de viool, viola da gamba, klavecimbel en gitaar. Op de luit blonk hij uit, in 1618 had hij daarop zelfs voor koning Jacobus I van Engeland gespeeld. Het is dan ook geen wonder dat hij in Venetië, toen dat mogelijk was, een concert bijwoonde. En niet zomaar een concert. De componist was een van de meest vooraanstaande van dat moment, de uitgevoerde muziek  behoorde in 1620 tot de top van wat je als muziekliefhebber kon beluisteren.

Hij schrijft daarover in zijn reisjournaal: “De 24e, feestdag van Johannes de Doper, ging ik mee naar een uitvoering van de Vespers in de kerk van San Giovanni e Lucia. Het was de volmaakste muziek die ik ooit in mijn leven heb mogen aanhoren. De componist van het stuk, de wijdvermaarde Claudio Monteverdi, maestro di cappella van San Marco, was ook de dirigent van deze uitvoering, gespeeld door vier teorben, twee cornetten, twee fagotten, twee violen, een contrabas van reusachtig formaat, het orgel en andere instrumenten, het een nog mooier bespeeld dan het ander. Verder was er een koor van tien of twaalf stemmen, die me buiten mezelf van verrukking brachten.”

Het muziekstuk, de Vespro della Beata Vergine, ook wel Mariavespers genoemd, was door Monteverdi tien jaar eerder gecomponeerd. Het is een staalkaart van zijn kunnen, van verstilde eenstemmige melodieën tot uitbundige samenzang. De complete uitvoering duurt zo’n 70 á 80 minuten, je moet die eigenlijk horen om de verrukking van Constantijn te kunnen begrijpen.

Dit verhaal wilden wij in de film vanzelfsprekend vertellen in een kerk. Maar welke? De kerk die Constantijn noemt bestond en bestaat niet, hij moet zich in de naam hebben vergist. De basiliek van San Marco dan maar, waar Monteverdi immers Maestro di Cappella was? Dat is een topattractie waar het wemelt van de toeristen. Dat zou lastig worden. Nee, wij kozen iets anders. Recht tegenover de Piazza di San Marco, aan de overzijde van het water, ligt de kerk van San Giorgio Maggiore. Ontworpen door Palladio, de architect van wiens werk Constantijn tijdens de reis was gaan houden. De kerk werd voltooid in 1610, hetzelfde jaar waarin Monteverdi zijn Vespers publiceerde. Het interieur van de kerk is sober, de architectuur daardoor zeer goed zichtbaar. Wij mochten er filmen, en Jacques was na afloop enthousiast. Als de cameraman er een goed gevoel bij heeft komt het wel in orde, is inmiddels mijn ervaring. U gaat het zien, in september.

Muziek zou voor Constantijn zijn leven lang een passie blijven. Hij componeerde ruim 700 muziekstukken, waarvan een klein gedeelte bewaard is gebleven. De ‘Pathodia sacra et profana’, een bundel composities op psalmteksten en liefdesgedichten in het Frans en Italiaans, gelden als zijn meesterwerk.

Deze muzikale ervaring vormde het laatste bouwsteentje in ons verhaal over de wortels van Hofwijck. Door op zoek te gaan naar de jonge Constantijn begrijp je waar Hofwijck vandaan komt, was ons uitgangspunt. Als onze film één ding duidelijk gaat maken, is het dat Hofwijck niet uit de lucht kwam vallen. Dat de reis voor Constantijn een soort Grand Tour was, hebben wij ons ook gerealiseerd. Hij maakte kennis met een kunst en cultuur die nieuw voor hem waren. Hij noteerde dit, sloeg het op, in zijn reisjournaal én in zijn hoofd. Hij zou er zijn leven lang plezier van hebben.

Tja, en toen waren de opnamen klaar. En hadden we nog een middag over. Karlien en ik bezochten nog wat musea: de Galleria dell’ Accademia, met een fantastische collectie Venetiaanse schilderijen; het Peggy Guggenheim Museum, klein maar fijn; en het Palazzo Grassi, waar een heel merkwaardige maar ook fascinerende tentoonstelling van Damien Hirst te zien is. Jacques en Desi verkenden per vaparetto twee wat verder gelegen eilanden, Murano en Burano.

Daarna was het vanavond inpakken, en morgen naar huis. In ons lieve maar niet heel snelle autootje worden dat twee lange dagen. We proberen in München, waar we overnachten, nog even de Alte Pinakothek in te lopen. Karlien heeft de Passieserie die Rembrandt schilderde voor Frederik Hendrik nog nooit gezien. Ook dat is natuurlijk onderdeel van het verhaal van Constantijn Huygens. Maar dan een ander verhaal, twintig jaar later.

En wanneer is de film te zien, vroegen velen van u ons de afgelopen weken. Dat zal begin september zijn. De première van de film vormt de opening van “Hofwijck 375”, een drie maanden durend programma waarin wij het jubileum van de buitenplaats van Constantijn vieren. Met een tentoonstelling, een poëziefestival, een symposium en natuurlijk …. een film. U bent van harte welkom!’

Peter van der Ploeg

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter