De Landelijke Vogeltelling van dit weekeinde heeft in Zuid-Holland 13.441 mensen aan het tellen gezet. Met elkaar kwamen ze op 197057 vogels. De meest voorkomende is de huismus. Daarna komen de koolmees en de kauw. Nummer 4 is de vink, gevolgd door de merel, de Turkse tortel, de pimpelmees, de spreeuw, de ekster en op nummer 10 het roodborstje. Vergeleken met de rest van het land komen er in de Randstad relatief weinig vogels voor. Opvallend is dat er steeds minder merels zijn. Merels werden tot 2017 in de meeste tuinen waargenomen. Vanaf 2018 niet meer. In dat jaar kelderde de merel voor het eerst sinds de start van de Tuinvogeltelling uit de top-3 en kwam hij op nummer 5 terecht. Dat komt vermoedelijk deels door klimaatverandering en deels door het usutu-virus. Doordat onze winters langzaam zachter worden, hebben merels uit Noordwest-Europa de laatste jaren waarschijnlijk wat minder behoefte om naar het zuiden te trekken. Het usutu-virus waart sinds 2016 rond. Desondanks is de merel nog steeds de meest talrijke broedvogel van Nederland.