De gemeente probeert de kosten van een nieuwe brug over de Vliet in Leidschendam te drukken. In informatie aan de gemeenteraad hanteren ambtenaren de kosten per jaar: de zogenoemde kapitaallasten. Dit in tegenstelling tot de vele miljoenen die de bouw van een brug feitelijk vergt.

De gemeente heeft eerder berekend dat een nieuwe brug – los van aantal rijstroken en type brug – tussen 5,4 en 14,8 miljoen euro gaat kosten. De brugbouw betekent bovendien dat er minder grond in Klein Plaspoelpolder verkocht kan worden voor woningbouw: een schadepost van 1,6 tot 4,3 miljoen euro.

Bovendien moet er op de Vlietweg nog flink geïnvesteerd worden in de aansluiting op de brug. Daar moet extra ‘opstelstroken’ voor het verkeer komen, bijvoorbeeld. Dat kost nog eens tonnen extra.

De gemeente is armlastig. Er moet fors bezuinigd worden om in 2023 uit de rode cijfers te zijn. Geld voor investeringen van vele miljoenen euro’s (tussen 7,5 en 20 miljoen) is er niet.

Indien tot de brugaanleg wordt besloten zal er geleend moeten worden. Daarbij gaat de gemeente uit van een afschrijving over een periode van 40 jaar. Door het berekenen van jaarlijkse rentelasten op die lening alsmede de aflossing ervan lijken de cijfers veel vriendelijker. Dan zouden de extra uitgaven, die via de begroting gedekt moeten worden, uitkomen op enkele tonnen per jaar.

De gemeente gaat bij de brugplannen overigens uit van een basculebrug: een brug die open gaat door een gewicht aan één kant. Die model vergt minder ruimte dan andere typen brug. En ruimte is al schaars in KPP en bij de Vlietweg.