Nieuws
Constantijn reist naar Venetië – 400 jaar later: Een reisje langs de Rijn

In een documentaire van 40 minuten kun je, hoe gek dat misschien ook klinkt, niet zo heel veel kwijt. Daarom schrapten we tijdens de voorbereidingen van onze film ‘Met Constantijn Huygens naar Venetië’ in het voorjaar van 2017 flink in zijn reisjournaal, de blauwdruk voor ons draaiboek. Kill your darlings, heet dat. Niet fijn, wel verstandig. De plekken en gebeurtenissen die essentieel waren voor het verhaal van Constantijns ‘Grand Tour’ haalden de film, de rest viel af. Als gevolg daarvan werden het kasteel en de tuinen van de keurvorst van de Pfalz in Heidelberg onze eerste opnamelocatie. Alles daarvóór sneuvelde. Zo ook een van de aardigste trajecten van de reis, de boottocht over de Rijn van Keulen naar Mainz.

Zoals we zagen in Keulen, is het Van Aerssens plan om per koets van Keulen naar Frankfurt te reizen, met een stevig gewapend escorte van ruiters. Wanneer deze soldaten van hogerhand worden teruggetrokken en het traject daardoor niet meer veilig over land kan worden afgelegd, wordt het een boottocht over de Rijn. Per trekschuit, stroomopwaarts. Langzaam.

Het begrip ‘Een reisje langs de Rijn’ kennen wij nog steeds. In de periode van het opkomende massatoerisme, de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, raakt het enorm populair. Waarom? Heel simpel, omdat je op een uiterst comfortabele manier heerlijk traag door een mooi landschap glijdt. Door een wereld vol schilderachtige dorpjes en burchten op bergtoppen. Vandaag de dag is dat landschap op veel plekken flink verrommeld, maar in 1620 is het nog landelijk, leeg en groen. Uit het reisjournaal maak je op dat Constantijn zich best vermaakt. Natuurlijk is hij gewend aan reizen per boot, aan lege landschappen en imposante kastelen, die heb je in de Republiek immers ook. Maar hier rijst op beide oevers alles vaak steil omhoog, als een reusachtig theaterdecor. Dat is nieuw voor hem, dat maakt indruk.

Op 4 mei passeren ze enkele van de mooiste plekken. Heel vroeg in de ochtend van die dag vertrekken ze uit Koblenz: Koblenz is een grote, schone stad met een prachtige ligging, precies op het punt waar de Moezel, komende uit Lotharingen via Trier, samenstroomt met de Rijn. Wat het gezicht op Koblenz nog fraaier maakt is het kasteel Hermanstein, op de top van de hoogste rots, uittorenend boven alles en met veel volk, geschut en ander oorlogsmaterieel.’ Het kasteel is op oorlogssterkte, de Dertigjarige Oorlog is immers al twee jaar oud.

Die hele verdere dag trekken burchten in alle soorten en maten aan hen voorbij. Constantijn benoemt ze en weet vaak ook iets wetenswaardigs over ze te melden. Meestal houdt die informatie verband met beroemde historische personen. Zo ook wanneer ze het dorp Braubach passeren, aan de voet van het befaamde kasteel Marksburg en hij meldt dat ‘prinses Elizabeth’ daar op doorreis naar het zuiden logeerde. Dat is Elizabeth Stuart, dochter van de Engelse koning James I, die in 1613 van Londen naar Heidelberg reisde om daar te trouwen met de keurvorst van de Pfalz, Frederik V. In de middag komt Elizabeth nogmaals voorbij, wanneer het gezelschap Sankt Goar passeert: ‘Dit is het dorp waar alle nieuw aangekomenen ofwel in de Rijn gedoopt worden ofwel in een bronzen ring die er hangt, waar ze hun hoofd in moeten steken. De prinses en tegenwoordige koningin van Bohemen heeft dit privilege niet willen versmaden op haar eerste reis naar Heidelberg.’ We komen het keurvorstelijk echtpaar nog tegen in hun stamslot in Heidelberg, op 9 mei.

De tocht krijgt iets verderop, in het dal van de rots die sinds de gelijknamige ballade van de romantische dichter Clemens Brentano uit 1801 de Lorelei of Loreley wordt genoemd, een toeristisch tintje: ‘In de middag na de maaltijd voeren we tussen twee angstaanjagend hoge en steile rotswanden aan weerszijden van de Rijn. In vergelijking hiermee waren de eerdergenoemde rotsen maar heuvels. Wij vonden het schitterend om de trompet van de cavalerie – een klein escorte van zeven ruiters dat hen vergezelde (PP) – te laten schallen en de prachtige echo’s van deze rotsen te horen. Meer dan drie herhalingen telden we na het laatste trompetgeschal. Als wij onze pistolen afvuurden, klonk de knal nog zwaarder en langer dan van een kanon.’ Op de derde dag van zo’n boottochtje slaat de verveling enigszins toe, zullen we maar zeggen.

Dat de rots bij Sankt Goar de naam Lorelei krijgt nadat zij figureert in de ballade – een tragische liefdesgeschiedenis – van Brentano mag je in Duitsland eigenlijk niet verwonderen. In het land van de gebroeders Grimm zijn het leven en het landschap doortrokken van de mooiste sagen en sprookjes. Constantijn noemt er in deze dagen van langzaam reizen ettelijke. De meest gruwelijke is verbonden met de ‘Mäuseturm’ (Muizentoren), die bij het  stadje Bingen op een eilandje midden in de stroom staat. Constantijn daarover: ‘Kort daarna passeren we de Muizentoren. Ze zeggen dat hier een bisschop door muizen is opgegeten.’ De formulering lijkt erop te duiden dat hij het verhaal van de bemanning van de boot hoort. Constantijn wijdt er in het reisjournaal niet verder over uit, maar hij moet ongeveer het volgende hebben gehoord. In de overgeleverde geschiedenis is de bisschop in kwestie Hatto II, de aartsbisschop van het iets verderop gelegen Mainz. Deze gebruikte de toren, die werd bemand door zijn boogschutters, om tol te eisen van passerende schepen. Tijdens een hongersnood in 974 kwam de bevolking in opstand omdat zij geen geld had om voedsel te kopen uit Hatto’s grote voorraden. Hij misleidde de opstandelingen, lokte ze in een schuur en liet die vervolgens in brand steken. Hij zou daarbij hebben geroepen ‘Hoor de muizen piepen’. Maar de muizen namen wraak, belaagden hem in zijn kasteel en achtervolgden hem toen hij vluchtte naar de Muizentoren, denkend dat hij in het water veilig was. Maar veel muizen wisten de rots met de toren te bereiken en aten de bisschop levend op.

De diplomatieke missie van Van Aerssen en zijn mannen zou pas formeel beginnen in Heidelberg. Op 9 mei, twee weken na vertrek uit Den Haag. Maar met dagen zoals die op de Rijn is de reistijd voor Constantijn geen verloren tijd. Alles wat hij ziet is nieuw voor hem. Dit gehele stroomdeel van de Rijn is trouwens, onder de naam Bovenvallei van de Middenrijn, UNESCO Werelderfgoed. Wat zou moeten betekenen dat het historische karakter niet verder zal worden aangetast.

Het gezelschap verlaat de Rijn bij Mainz, een stad die door Constantijn slechts vluchtig wordt bekeken. De sfeer is er geladen, vanwege de aanwezigheid van vijandelijke troepen in de buurt. Schildwachten in het centrum wantrouwen Constantijn en de zijnen als die

’s avonds na hun aankomst een rondwandelingetje maken. De volgende ochtend schepen ze in voor het laatste deel van de boottocht, over de Main richting Frankfurt. Vandaar zullen ze koetsen nemen naar Heidelberg. Daar ontmoeten we hen weer op 9 mei. (Peter van der Ploeg)

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter