Nieuws
Constantijn reist naar Venetië – 400 jaar later (9)

Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck  verhaalt over een reis die Constantijn Huygens maakte naar Venetië. Vandaag aflevering 9:  Brescia, 7 juni 1620 ‘Pinksterzondag’

De tweede Alpenpas, die van Morbegno over de Passa San Marco naar Piazza Brembana voert, blijkt een helse onderneming te zijn. In Constantijns reisjournaal heet het ‘De Splügenberg was er niets bij’ en ‘Bij het naderen van de top moesten we ruim een uur lang door de sneeuw, te voet omdat het pad smal, steil en glad was. Mijnheer de ambassadeur had hulp van een slede, die door een os helemaal omhoog getrokken werd.’ Even verderop ziet Constantijn een beeld dat hem aan iets doet denken: ‘Een klein stukje verder, in de afdaling, traden we binnen in de Casa di San Marco, een herberg, of eigenlijk een hut, verloren in het sneeuwlandschap en gehuld in wolken die zelden optrekken: een levensechte voorstelling van de overwintering op Nova Zembla. We aten er eenvoudig en heel primitief en vervolgden de tocht.’ Tegen de avond arriveren François van Aerssen en zijn mannen in Piazza  Brembana, na zestien uur in het zadel te hebben gezeten.

Met de aankomst in Piazza Brembana verandert plotsklaps het karakter van de reis. Niet alleen qua landschap, temperatuur en bezienswaardigheden, maar ook wordt het dagelijks leven ineens veel formeler. Het gezantschap is immers een diplomatieke missie, opgezet in samenwerking met de machtige Republiek Venetië. Constantijn en zijn reisgenoten worden vanaf nu met de nodige égards ontvangen. Zo kunnen zij in Piazza Brembana de in Morbegno gehuurde paarden inleveren, want het stadsbestuur van Bergamo, de volgende halte op de route, heeft achttien gezadelde paarden naar Piazza Brembana gestuurd die ze mogen gebruiken. En op verschillende plekken langs de route komen lokale edellieden hen begroeten en zich ervan verzekeren dat het veilig is om verder te reizen. Worden ze op twee uur gaans van Piazza Brembana nog opgewacht door vijftig edelen te paard, in Bergamo loopt dat aantal al op naar 150. De intocht in zo’n stad ervaart Constantijn dan ook als groots.

In Bergamo kan Constantijn zich dan eindelijk, na zes weken reizen, laven aan de door hem aanbeden Italiaanse kunst en cultuur. Het gezantschap wordt door het stadsbestuur rondgeleid in de prachtige basiliek, de Santa Maria Maggiore, en krijgt overdadige maaltijden voorgeschoteld. Wanneer ze op 5 juni na de middagmaaltijd verder reizen krijgen ze een flink aantal capelletti mee als escorte.

De ontvangst in Brescia is nog grootser. Omdat het die dag regent, heeft het stadsbestuur koetsen vooruit gestuurd, een geste die door Constantijn zeer op prijs wordt gesteld: ‘De 6e stapte de hele groep in zes koetsen met elk een vierspan, die ons gezonden waren door de stad Brescia. Ze kwamen zeer gelegen want deze ochtend hoosde het als nooit tevoren.’ Eenmaal in Brescia gearriveerd, worden ze ondergebracht in het palazzo van Lorenzo Capello, de grootkapitein, dat ‘met zalen vol prachtige schilderingen, wandtapijten en meubels ons onderkomen in Bergamo nog overtrof.’

Op 7 juni, Pinksterzondag, ‘was het onze eerste mooie dag in Italië. Het werd zelfs zo heet dat we er last van hadden. Het grootste deel van de ochtend wijdden de heren nobili zich aan hun geloof.’ Daarna volgde een ontvangst op de citadel, het castello. Constantijn: ‘Het kasteel is een van de mooiste vestingen in Italië, met een zeer hoge en strategische ligging. Het torent uit boven de hele stad, en omdat Lombardije naar één kant toe geheel vlak is, zijn bij helder weer zelfs Cremona, Mantua en andere steden goed te zien.’ Nadat het gezantschap de zeer uitvoerige bewapening van het castello heeft bewonderd, maakt het per koets een rondrit door de stad. Constantijn: ‘Brescia is ruim en statig, en heeft veel brede, rechte straten met aan beide zijden mooie woonhuizen. Het merendeel zijn palazzi met grote overwelfde entrees en ruimte binnenplaatsen die omgeven worden door zuilengalerijen. Zulke portici zie je daar heel veel, zelfs aan de openbare straten voor de winkeltjes en handeltjes. Ze geven de stad veel grandeur.’ Constantijns vocabulaire op het gebied van de Italiaanse woonhuisarchitectuur breidt zich snel uit, mag je vaststellen.

Ondanks Constantijns aanstekelijke enthousiasme voor wat hij ziet in Bergamo en Brescia, zijn dit natuurlijk maar vingeroefeningen voor het echte werk. Binnen  een week zal hij kennismaken met dé twee culturele hoogtepunten op weg naar Venetië, namelijk Verona en Vicenza. Op weg naar Verona, waar we het gezantschap op 10 juni weer ontmoeten, zal Constantijn ook een van de mooiste meren van Italië kunnen bewonderen, het Lago di Garda. (Peter van der Ploeg)

 

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter