Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck verhaalt over de reis van Constantijn Huygens naar Venetië – 400 jaar later. Vandaag aflevering 14 : Een denkbeeldig uitstapje, nabij Venetië, 29 juni 1620
Vandaag breken we met de gewoonte dat in deze blogs Constantijns reisjournaal altijd het uitgangspunt is. In zekere zin dwingt Constantijn zelf ons tot die stijlbreuk. Want hoe ongelooflijk het ook klinkt, in de ruim drie weken die hij in Venetië doorbracht, en met een werklast die meeviel – op veel dagen noteerde hij slechts ‘nihil’ in zijn journaal – voelde hij niet de drang een uitstapje te maken naar een van de villa’s van de architect die inmiddels zijn held was geworden, Andrea Palladio. Belemmeringen kunnen er niet geweest zijn. Hij maakte deel uit van een belangrijk gezantschap, een uitnodiging voor zo’n bezoek had hij kunnen regelen. En Van Aerssen had hem vast een of twee dagen vrij gegund voor dat doel. Hoe het ook zij, wij besloten om in onze film wél zo’n bezoek op te nemen. Om de eenvoudige reden dat het heel goed mogelijk is dat Constantijn een kleine twintig jaar later, toen hij besloot om in de omgeving van Den Haag een buitenplaats aan het water aan te leggen, zijn Italiaanse herinneringen een rol liet spelen in dit proces.
Tijdens de tocht over de Brenta, op de dag dat het gezantschap ’s avonds in Venetië zou arriveren, had Constantijn zich de hele middag vergaapt aan de pracht en praal van de buitenhuizen langs het kanaal: ‘De rivier is ongeveer even breed als de Schie tussen Delft en Rotterdam. Tijdens de hele tocht zagen we langs de oevers, als in een lint van bebouwing, de fraaist denkbare paleizen en buitenhuizen liggen. Het waren er zoveel dat ik de moed verloor om er notitie van bij te houden, maar in het voorbijgaan heb ik wel gezien dat de villa’s van Mocenigo, van Foscari, Grimani en van Contarini, waar eertijds Hendrik III logeerde op zijn terugreis uit Polen, zeker niet tot de minste behoren.’
Wij kozen voor de villa Foscari, ook wel ‘La Malcontenta’ genoemd. Deze ligt vlak voor de sluizen die de Brenta scheiden van de lagune van Venetië. Vanuit Venetië is het maar een kwartiertje rijden, de villa ligt onder de rook van het Venetiaanse havencomplex. De villa, een van de kleinere van Palladio, is uitzonderlijk goed bewaard gebleven. Dat is te danken aan Antonio Foscari, die het huis in 1973 kon kopen en het zo na lange tijd weer terugbracht in de familie. Hij restaureerde het zwaar verwaarloosde huis, stelde het op bescheiden schaal open voor het publiek en was in 1996 een van de drijvende krachten achter het verkrijgen van de status van Unesco Werelderfgoed voor de stad Vicenza en de villa’s van Palladio in de Veneto. Dat hij als architect én als professor in de Italiaanse bouwkunst van de zestiende eeuw aan de universiteit van Venetië wist hoe dit aan te pakken hielp natuurlijk.
Antonio Foscari heeft in de loop der jaren artikelen en boeken gepubliceerd over de geschiedenis van de villa. Andrea Palladio bouwde hem tussen 1550 en 1560 voor zijn verre voorouders Nicolò en Alvise Foscari. De monumentale sokkel waarop het gebouw staat vormt een bescherming bij overstromingen van de Brenta. De piano nobile zal daardoor nooit onder water komen te staan. De indeling van het huis is overzichtelijk, op de hoofdverdieping bevinden zich twee kleine appartementen, van elkaar gescheiden door en gemeenschappelijk vertrek ertussen. De wanden en het plafond zijn nog steeds bedekt met de originele fresco’s van de hand van de Venetiaanse schilders Battista Franco en Battista Zelotti.
De piano nobile was bestemd, de naam zegt het al, voor de ‘nobele activiteiten’ van de bewoners. Daaronder bevonden zich de dienstvertrekken, terwijl op de bovenverdieping en de zolder dienstvertrekken waren en wat producten van het land konden worden opgeslagen. De villa Foscari was niet opgezet als een groot boerenbedrijf, een zogenoemde ‘villa rustica’, maar als een buitenhuis zonder die functie, een ‘villa suburbana’. Dus een villa net buiten de stad, met als hoofdfunctie dat de eigenaren in de zomer de hitte en stank van de stad konden ontvluchten. Precies het type dat Constantijn een eeuw na Palladio ook zou kiezen voor Hofwijck.
Heeft Constantijn zich te kort gedaan door tijdens zijn verblijf in Venetië niet de tijd te nemen een villa als Foscari te bezoeken? Ja en nee. Het oeuvre van de in 1580 gestorven Palladio was door hemzelf nauwgezet beschreven en in beeld gebracht in I quattro libri dell’ architettura, een tractaat dat Constantijn in zijn bezit had. Dus qua kennis miste hij niets. Maar wellicht had hij tijdens een bezoek een heer Foscari ontmoet, zoals ook wij dat deden. Die hem vol enthousiasme had rondgeleid, zoals ook de onze dat deed. Die hem een heerlijk middagmaal aanbood in de historische keuken, zoals ook ons overkwam. En hij zou met eigen ogen hebben kunnen zien hoe mooi het is om vanuit je huis op het water neer te kijken. (Peter van der Ploeg)