Nieuws
Peter van der Ploeg leest: De Engelse correspondentie van Johan de Witt (1)

Vandaag start een nieuwe serie op Vlietnieuws. Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijk bspreekt oude boeken die hém persoonlijk aanspraken. Vandaag nummer 1: De Engelse correspondentie van Johan de Witt.

Historische gebeurtenissen komen heel dichtbij wanneer je gaat speuren in de briefwisseling van de betrokken personen. Neem de befaamde Tocht naar Chatham, waarbij de Nederlandse vloot onder commando van Michiel de Ruyter in juni 1667 een groot deel van de Engelse vloot in haar eigen marinebasis tot zinken bracht. En lees de volgende passage uit een brief die Johan de Witt anderhalve week eerder, op 10 juni 1667, schreef aan zijn broer Cornelis:

‘Ik denk nog steeds dat het grootste obstakel het gebrek aan kennis van de rivieren bij Rochester en Chatham zal zijn. Daarom denk ik dat u uw werk het beste kunt uitvoeren  als u in twee of drie galjoten of boten – of meer als dat nodig mocht zijn – een groot aantal zware ankerboeien of dichte lege vaten laadt, met daaraan boeirepen of touwen die aan het andere eind zijn vastgemaakt aan een of meer zware kogels of dreggen. De eerdergenoemde boot moet een flink stuk vooruit varen, de rivier kruisen, en telkens een boei of vat in het diepe gooien. Men zou mogelijk ook een paar boeien of tonnen kunnen markeren  […] om op de zandbanken uit te gooien. […] Als God de Heer zorgt voor succes, denk ik dat de schepen, en dan voornamelijk de waardevolle schepen, zonder verbrand te worden door ons kunnen worden meegevoerd. Zo zal de overwinning over de wereld worden rondgebazuind en het zal de hoogmoed van de Engelsen enigszins inperken.’

Het gebeurde zoals de raadspensionaris voorstelde. De Hollandse schepen voeren de Theems op tot aan Gravesend en volgden de Medway tot aan Chatham. Daar lag de belangrijkste marinebasis van de Engelsen. Een groot deel van de Engelse vloot werd in brand gestoken, terwijl de vlaggenschepen HMS Unity en HMS Royal Charles naar Nederland werden gesleept. Het was een huzarenstuk, een plan dat er op papier eenvoudig uitzag maar in werkelijkheid grote risico’s met zich meebracht. Cornelis de Witt, die als Gedeputeerde te velde van de Staten-Generaal meevoer, en Michiel de Ruyter moeten het met ware doodsverachting hebben uitgevoerd. Maar het was het waard. Want de Engelsen, beroofd van de kern van hun vloot, moesten zoals Johan had verwacht een toontje lager zingen bij de vredesonderhandelingen tussen Engeland en de Republiek die op dat moment plaatsvonden in Breda. Al een maand later kon de Vrede van Breda worden gesloten, die een einde maakte aan de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog.

De brief van Johan aan zijn broer was hoogst geheim. Na lezing moest Cornelis hem  retourneren. Het is een van de vele duizenden brieven van en aan Johan de Witt die sinds enkele jaren in het kader van een digitaliseringsproject worden ontsloten. Ter gelegenheid van het online zetten van de eerste zevenduizend diplomatieke brieven – ongeveer twintig procent van het totale aantal – verscheen in het najaar van 2019 ‘Johan de Witt en Engeland. Een bloemlezing uit zijn correspondentie’. Aan de hand van twintig brieven, geschreven tussen 1647 en 1672, volgen we het politieke en persoonlijke leven van De Witt in zijn betrekkingen met Engeland. Er is steeds een inleiding op de context waarin de brief werd geschreven, de brief zelf wordt afgebeeld, dan volgen een transcriptie, een hertaling in hedendaags Nederland én afsluitende noten. Heel degelijk dus.

Het brievenproject is een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, het Nationaal Archief en Oxford University. In Nederland is het een groepsproces.  Onder leiding van Ineke Huysman – ook verantwoordelijk voor de digitalisering van de briefwisseling van Constantijn Huygens – werken studenten en vrijwilligers brief voor brief de hele correspondentie door. Een van die vrijwilligers is Jean-Marc van Tol, historicus en bekend als de tekenaar van Fokke en Sukke. Voor deze uiterst verzorgde publicatie maakte hij tekeningen die zijn geïnspireerd op historische voorbeelden.

Een van de mooiste brieven in deze selectie is een schrijven van de Engelse koning Karel II aan Johan de Witt. Dat epistel dateert van 4 september 1660, vier maanden nadat Karel na een jarenlange Hollandse ballingschap – tijdens de Engelse burgoorlog, de onthoofding van zijn vader Karel I, de dictatuur van Oliver Cromwell – de Engelse troon weer besteeg. Bij Karels vertrek uit Scheveningen in juni van dat jaar zag alles er nog zonnig uit, maar al snel werd zijn vreugde om het herstel van de monarchie getemperd door het feit dat zijn schatkist leeg was. Dat was de reden om De Witt te schrijven. Maar het uiterst korte briefje, persoonlijk bezorgd door een boodschapper van de koning, bevatte slechts het verzoek om de brenger ervan aan te horen. Karel wilde het dus absoluut geheim houden. Johan de Witt noteerde tijdens het bezoek van de boodschapper, op 22 september, keurig op de achterzijde van de brief diens vijf mondelinge verzoeken. Waaronder dat om een lening van de Staten van Holland ter waarde van twee miljoen, met rente binnen twee jaar af te lossen. Dat het om een kolossaal bedrag ging heeft De Witt vermoedelijk niet als een probleem gezien. Holland was immers rijk. Maar slechts enkele weken later nam het Engelse parlement opnieuw de Akte van Navigatie uit 1651 aan, die de aanleiding was geweest tot de Eerste Engels-Nederlandse oorlog. De Hollandse koopvaardijvloot zou daar net als tien jaar eerder grote schade van ondervinden. De koning kon zijn lening dus wel vergeten.

Johan de Witt en Engeland. Een bloemlezing uit zijn correspondentie; Samengesteld door Ineke Huysman en Roosje Peters. Met tekeningen van Jean-Marc van Tol. 176 blz. Catullus

 

 

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter