Iedere zondag bespreekt Peter van der Ploeg, directeur van Huygens’ Hofwijck, een aan de historie gelinkt boek. Deze keer gaat het om ‘ De grootste Brit aller tijden’.
Er zullen weinig historische figuren zijn over wie zoveel is geschreven als over Sir Winston Churchill. En er verschijnen nog regelmatig nieuwe studies en biografieën. Als ik er in de boekhandel een tegenkom blader ik die meestal wel even door, maar kopen doe ik ze vrijwel nooit. Ik ben namelijk al voorzien. In mijn boekenkast prijkt de uitvoerige, ruim duizend bladzijden dikke biografie over Churchill die Roy Jenkins in 2001 publiceerde. Ik vind dat een modelbiografie: gedetailleerd zonder de grote lijnen uit het oog te verliezen, genuanceerd in de analyses en beeldend geschreven. Beter wordt het niet, denk ik dan. Maar toch ging ik enkele jaren geleden voor de bijl, en wel voor The Churchill Factor. Niet zozeer omdat ik in die nieuwe biografie een nieuwe visie op Churchill verwachtte aan te treffen, maar omdat juist de auteur mij nieuwsgierig maakte. Dat is namelijk Boris Johnson, toen de burgemeester van Londen en inmiddels de Britse premier.
In de Engelse media leidde het verschijnen van deze biografie in 2014 bij meerdere recensenten tot besmuikt gegniffel. Wat dacht die Johnson wel, dat hij door zo verlekkerd tegen Churchill aan te schurken iets van diens grootheid zou meekrijgen? Of dacht hij door een biografie te schrijven over een groot leider zelf een groot leider te worden? Bijvoorbeeld van de Conservatieven, die daar na Margaret Thatcher wel weer eens aan toe waren?
Het is begrijpelijk dat Boris Johnson deze reacties oproept. Hij komt immers over als het slimste jongetje van de klas, dat vaak nét niet ver genoeg doordenkt om te voorzien wat de gevolgen van zijn uitspraken of acties zouden kunnen zijn. En ook aan zijn presentatie schort iets. Soms is hij een regelrechte paljas, zoals die keer dat hij, als burgemeester van Londen, bij een opening in een strap aan een kabelbaan ruim tien meter boven de menigte hing, gekleed in driedelig blauw en met een rare pothelm op zijn hoofd. Overkomt hem dat, denk ik dan, of zoekt hij het op, cultiveert hij het wellicht? Om kort te zijn: hij valt beslist op in de verder wat grijze politieke scene, en is misschien wel een originele geest. Van mij krijgt hij dan ook het voordeel van de twijfel. En zo’n biografie lees ik dan om ook hém iets beter te kunnen inschatten.
Winston Churchill werd in 2002 verkozen tot de grootste Engelsman – of beter: Briton – aller tijden. Voor de meeste van die stemmers op Churchill zal zijn optreden als premier in de Tweede Wereldoorlog daarbij doorslaggevend zijn geweest. Dat is enerzijds begrijpelijk, maar daarmee doe je hem ook tekort. Churchill was, toen hij in 1940 premier werd, 66 jaar oud. Hij had een lang en roerig politiek leven achter de rug. Hij was van gegoede komaf, behoorde tot de familie Malborough en werd in 1874 geboren op Blenheim Palace. Zijn vader, Randolph Churchill, was minister van Financiën. De jonge Churchill was avontuurlijk aangelegd, gedurende de Tweede Boerenoorlog werkte hij een tijdlang als oorlogscorrespondent. Daarna bekleedde hij meerdere kabinetsposten, hij was onder andere First Lord of the Admiralty en minister van achtereenvolgens Koloniën, van Bewapening, van Oorlog en van Financiën. Hij viel op in positieve zin, maar maakte ook grote inschattingsfouten die soms veel mensenlevens kostten of veel geld – de verloren slag bij Gallipoli in 1915/16 en het koppelen van het Britse pond aan de Gouden Standaard in 1925 zijn achteraf bezien Churchills grootste missers. Johnson geeft die voorgeschiedenis de aandacht die zij verdient, in mooie afgeronde hoofdstukken en heerlijk vloeiend geschreven. Soms met een beetje bravoure, en soms al te familiair, maar zo is hij nu eenmaal dus voor mij is dat niet storend.
Johnsons insteek verandert bij het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dan wordt zijn aanpak mij soms iets te gortig. Zijn centrale boodschap in deze biografie is dat Churchill een groot leider was, en dat hij alleen kon doen wat hij deed, omdát hij een groot leider was. Omdat hij kon doorpakken, omdat hij de gave had met woord en daad partijen en individuen achter zich te krijgen. En omdat hij, toen hij eenmaal de macht had, sterk vertrouwde op zijn eigen oordeelsvermogen. Dat alles bij elkaar vormt wat Johnson noemt de ‘Churchill Factor’. Samengevat: een man met karakter, een man die dat toont wanneer het nodig is. Johnson is dus van de – ietwat ouderwetse – school die van mening is dat geschiedenis voornamelijk wordt gemaakt door grote mannen. En dat hij daarin gelijk heeft wordt volgens hem impliciet bewezen door het verloop en de afloop van de Tweede Wereldoorlog. Dat is een uitgesproken opvatting, een waarin zeker een kern van waarheid schuilt, maar het is naar mijn mening ook een te simpele voorstelling van zaken. Maar opnieuw, het leest wel lekker.
En toen kwam hoofdstuk 20: Churchill the European. Daar ging ik vanzelfsprekend even voor zitten. Ofschoon Johnson de biografie al publiceerde in 2014, was ik toch razend benieuwd welke plek hij Churchill zou geven in dit dossier. De geschiedenis van dat dossier blijkt behoorlijk ingewikkeld. Churchill was al voor de Tweede Wereldoorlog aantoonbaar een voorstander van meer samenwerking in Europa. In 1942 pleitte hij in een brief aan Anthony Eden zelfs voor een ‘United States of Europe’. Ook na de oorlog blijft dat beeld overeind, zeker in de talloze speeches die de oudere Churchill overal en nergens gaf. Hij wordt daarom door de pro-Europeanen op handen gedragen. Maar Euro-sceptici kunnen evenveel documenten en uitspraken vinden die hen sterken in hun geloof dat Churchill misschien wel voor een verenigd Europa was, maar dan met Engeland als een welwillend en meewerkend buurland, niet als volwaardig lid van dat Verenigde Europa.
En ja, dan mag de biograaf het natuurlijk zeggen. En wat blijkt? Ik citeer Johnson: ’It is not that he is against Europe, or inherently hostile to any continental power. On the contrary, he loved France with a passion, and was perhaps the most Francophile Prime Minister Britain has ever had. It is just that he had an idea of Britain that transcended Europe, and which involved keeping Britain turned to face the rest of the world. […] He would have wanted the European organisation to be strongly and closely allied to America, with Britain actively helping to cement the relationship.’ Je hoort Churchill én zijn aanbidder Johnson als het ware pleiten voor een zelfstandige rol voor Groot-Brittanië, naast en tussen Europa en de Verenigde Staten. Schuiven hier de biograaf Johnson en de Brexit-politicus Johnson in elkaar met de grootste Brit aller tijden, worden zij één persoon? Interessant …
Voor wie eens iets wil lezen over Churchill is de biografie van Johnson een uitstekend begin. Want schrijven kán Boris, en hij brengt zijn verhaal met een aanstekelijk enthousiasme. Ik las het boek dan ook met veel plezier. Wie meer tijd heeft en een vollediger en genuanceerder beeld van Churchill wil krijgen, kan ik nog steeds de biografie van Roy Jenkins aanraden. Want, zoals hierboven opgemerkt, die is nog niet verbeterd.
Boris Johnson / The Churchill Factor. How one man made history / Hodder & Stoughton, 2014 / 421 blz / Nederlandse editie onder dezelfde titel.