Mening
De staat der Democratie (9)

Het boek heet ‘Het geheim van Den Haag’. Verschenen in 2009. Opgetekend door een ambtenaar die een lesje in realiteit krijgt van zijn minister. Het werk geeft een mooi inkijkje in het functioneren van de overheid.

Vul als titel in ‘Het geheim van Leidschendam-Voorburg’, verander het woord minister in wethouder, wijzig overheid in gemeente, en het geheel is op maat gemaakt voor de lokale situatie.

De ambtenaar is een idealist. Hij wil de burger helpen, hun problemen aanpakken, knopen doorhakken, de samenleving een stukje beter maken. De minister helpt hem uit de droom: ‘Dat moeten we dus vooral niet doen’. Als de ambtenaar stelt dat het daar toch om gaat in de politiek reageert de bewindsman: ‘Welnee. De functie van de politiek is om mensen tevreden te houden. Niet om keuzes te maken of problemen op te lossen’.

‘Maar dan kunnen we de politiek net zo goed afschaffen’, reageert de ambtenaar. De minister: ‘Wat zou er dan gebeuren? Dan zouden de mensen zelf hun scores moeten oplossen. Natuurlijk willen ze dat niet. Want dat betekent ruzie met de buren. En daar hebben de mensen helemaal geen zin in. Dus schuiven ze al hun problemen naar ons door en dan mogen wij de boel oplossen. Maar daar trap ik mooi niet in want straks besluit ik misschien iets dat de burger niet bevalt. En dan begint het gedonder. Dan roepen ze dat de overheid niet luistert. Maar niets doen kan ook niet, want dan roepen weer anderen dat de overheid niet luistert’.

‘Dus wat moet ik doen? Ik doe alsof. Ik doe alsof. Ik maak plannen, ik schrijf nota’s, ik presenteer visies, ik probeer de indruk te wekken dat er van alles en nog wat gebeurt. Maar de uitvoering ervan stel ik steeds weer uit. Dat is de grote truc. Als ik niets doe, krijg ik ruzie met de ene groep. Als ik wel iets doe, krijg ik ruzie met de andere groep. Maar als ik de verwachting wek dat ik binnenkort ga ingrijpen, zonder ooit daadwerkelijk tot actie over te gaan, hou ik iedereen tevreden. En dat lukt me alleen met vage doelen, onduidelijke communicatie en het niet nakomen van afspraken’.

Als de ambtenaar daarop reageert met de opmerking dat zo de problemen van de mensen niet worden opgelost stelt de minister dat het daar in de politiek niet om gaat. ‘De essentie van politiek is conflictbeheersing. Voorkomen dat we in dit kleine landje elkaar de hersens inslaan. En dat lukt alleen door te doen alsof’.

De opmerking van de ambtenaar dat de burgers zo’n overheid niet willen brengt de minister tot de stelling dat de mensen het allerliefst hoop willen. ‘De mensen kunnen niet leven zonder hoop dat morgen betere tijden aanbreken. En ik geef ze die hoop. Ik zet studies uit, stel commissies in, schrijf beleidsnota’s en ga met iedereen in overleg. Allemaal bedoeld om het beeld te creëren dat we de problemen daadkrachtig en slagvaardig aanpakken. Maar ik zorg dat het nooit concreet wordt. De beste politicus is de politicus die iedereen doet geloven dat hij voortvarend de problemen te lijf gaat maar nooit besluiten neemt. Want dat houdt de hoop levend’.

De bewindspersoon erkent soms wel gedwongen te zijn knopen door te hakken. Maar dan wordt de schuld gelegd bij snel veranderende omstandigheden die nopen tot ingrijpen omdat ‘we’ anders naar de gallemiezen gaan. ‘Kijk, dan heb ik een verhaal want protesteren tegen het onvermijdelijke heeft geen zin’.

Herkent u het beeld? Vraag u eens af wat er bijvoorbeeld de laatste tien jaar door toedoen van de gemeente in uw directe omgeving ten goede is veranderd. En bedenk u dan welke verschillende coalities er gedurende die periode in het Raadhuis zaten. Doe hetzelfde met de samenstelling van de gemeenteraad. Stilstand? Vooruitgang? Of is het allemaal ongeveer hetzelfde gebleven? Ondanks verkiezingsprogramma’s, verkiezingscampagnes, coalitieakkoorden.

Hoop doet leven, luidt het gezegde. Maar is er nog hoop voor de democratie? Voor het systeem zelf. Of is dat gekaapt door degenen die er van profiteren: de politici, de ambtenaren en alle individuen en instanties van hen afhankelijk zijn qua werk en/of geld? Een bondgenootschap dat zich democratie noemt, maar dat etiket niet zou mogen voeren. Het heeft immers niets meer te maken met de burger en diens noden/verlangens. Waarmee we weer terug zijn bij de derde alinea van dit stuk.

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter