Om een mooi oud wijnglas te zien, zult u naar een museum moeten. In de bodem worden ze vrijwel niet gevonden. Wel kleine stukjes van glazen. In 1992 vond de archeologische werkgroep tijdens de opgraving in de Schoolstraat achter bakkerij Klink vier fragmenten lichtgroen glas van roemers. Dit waren wijnglazen met een bol- of eivormige kelk op een stam met opgebrachte glasdruppels, zogenaamde braamnoppen. Er zijn twee van deze braamnoppen gevonden en twee gekerfde glasdraadjes, die de scheiding vormden tussen schacht en kelk.

De noppen waren niet alleen voor de decoratie, maar gaven ook een betere grip op het glas in een tijd dat er nog veel met de handen werd gegeten en deze dus gauw vet werden. Vóór ongeveer het jaar 1600 hadden de noppen een uitsteeksel en worden daarom doornnoppen genoemd. Daarna verschenen noppen in de vorm van bramen, zoals de achter de bakkerij gevonden exemplaren, die de doornnoppen geheel hebben verdrongen. De vorm werd met een stempel van aardewerk of metaal in de glasdruppel aangebracht.

Een jaar eerder was al een braamnop gevonden achter Schoolstraat 27 en nog eerder op het binnenterrein tussen de Schoolstraat, de Herenstraat en de Voorhofstraat. Bij een opgraving ter hoogte van Schoolstraat 20 werd de voet met de stam van een kelkglas gevonden. Het dateert uit het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw.

Vergeleken met de honderden wijnflessen die bij opgravingen in de Schoolstraat zijn gevonden, zijn wijnglazen dus maar spaarzaam in het opgravingsmateriaal vertegenwoordigd. Kennelijk werd de wijn toch vooral uit bekers van aardewerk of metaal gedronken. (Tekst en foto’s: Wim van Horssen)