Nieuws
Peter van der Ploeg leest: Twee keer Suriname

Net voor de zomervakantie zag je de stapels in de boekhandel verschijnen: de nieuwe Merijn de Boer. Bekend van eerdere successen als ’t Jagthuys (2016) en De saamhorigheidsgroep (2020). De titel van de nieuwe roman, Het Surinamedagboek, roept associaties op met een verre, exotische vakantiebestemming. Leuk voor in de vakantiekoffer, zullen veel boekhandelaren hebben gedacht, kochten ruim in en gaven het boek een prominente plek op de tafels. De verkoop liep inderdaad prima. Ook ik schafte het boek in een opwelling aan. Sul, denk ik nu. Zomaar afgaan op de opgeklopte verkooppraatjes van de uitgever, niet de moeite nemen vijf minuten te bladeren om een indruk te krijgen. Het viel dus tegen, hoor ik u denken. Ja, het was inderdaad een sof. Maar tóch ga ik dit blogje positief en enthousiast besluiten. Want het lezen van dit boek leidde me als vanzelf naar een ander boek over Suriname, dat ik nog niet kende. Een veel beter boek.

Het verhaal van De Boer is eenvoudig van opzet. Via een advertentie in De Groene komt hij in contact met een stichting die deelnemers zoekt voor een door de stichting te financieren vakantiereis naar het binnenland van Suriname. Met als leidraad de tocht die de ‘nu vergeten’ schrijver Albert Helman in 1955 maakte en vastlegde in het boek Het eind van de kaart. Wanneer de organisatie hoort dat De Boer een aanstormend literair talent is wiens eerste boek op het punt van verschijnen staat – we schrijven 2011 – vraagt ze hem om tijdens de reis af te toe iets te vertellen over Helman. Vanaf dan is hij de onofficiële inhoudelijke gids. Met wat boeken van Helman in zijn rugzak stapt hij in het vliegtuig naar Suriname.

Het reisgezelschap blijkt van een bonte samenstelling te zijn. Op één medereiziger na, een gepensioneerde hoogleraar, heeft niemand ooit van Albert Helman gehoord. De meerderheid heeft gewoon geboekt om een gratis vakantie te hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk  dat al op de eerste dag zo’n beetje de helft van de groep besluit om de drie erop volgende weken in Paramaribo door te brengen, aan de rand van het hotelzwembad of bij familie. En niet het onherbergzame, van muggen vergeven  binnenland in te trekken. Nadat ook de reisleider in een dronken bui struikelt en in het ziekenhuis belandt, heeft Merijn nog maar een handvol medereizigers over. Met een lokale gids en enkele assistenten stappen ze in de boot en zetten koers naar de rivieren die ze zullen bevaren, de Marowijne en de Lawa.

Overdonderd door het imposante rivierlandschap, de immense bossen aan weerszijden en het avontuurlijke aspect van de reis lijken Merijns reisgenoten aanvankelijk stille genieters te zijn. Dus prettig gezelschap. Maar al snel blijkt dat sommigen hun problemen van thuis hebben meegenomen op de reis. Dat werkt storend op de onderlinge relaties in de groep. Bovendien geeft De Boer hen vlakke en voorspelbare karakters. Daardoor worden wat ongetwijfeld was bedoeld als speelse toevoegingen aan het ietwat monotone reisverslag – human interest – irritante intermezzo´s. Intussen is Helman ver te zoeken. De Boer werkt zich heel plichtsgetrouw door het werk van zijn voorganger heen, maar met de groep deelt hij dat niet meer.

Wanneer ongeveer halverwege de reis Noor, een jonge vrouw die antropologisch onderzoek verricht in het bos, zich op aandringen van Merijn aansluit bij de groep en hij verliefd op haar raakt, krijgt het verhaal iets van de film Blue Lagoon. En wanneer Noor, die uit nieuwsgierigheid ook Helman is gaan lezen, met het dedain van de wetenschapper verklaart dat Helman toch niet meer van deze tijd is – ‘Wel echt het verslag van een Westerse intellectueel, die eindelijk een keer zijn studeerkamer uit komt en dan met vertedering naar al die onbeschaafde mensen in het bos kijkt’ – voelde ik sterk de behoefte aan onderbouwing. Maar die krijg je niet.

Na het lezen bleef het boek een paar dagen door mijn hoofd spelen. Wat beoogde De Boer nu eigenlijk met zijn Surinamedagboek? Zag ik soms iets over het hoofd? Tot het me daagde dat ik voor een antwoord daarop misschien het boek van Helman, Het eind van de kaart, eens moest lezen. Dat bleek gewoon bij mij in de kast te staan. Aangeschaft in 1980, toen het voor het eerst verscheen. In de mooie reeks privé-domein. Nooit gelezen. Dat gebeurt.

Helman bevoer in april en mei 1955 gedurende zes weken dezelfde rivieren als De Boer. Maar bij hem was het geen toeristisch tripje. In opdracht van de overheid moest worden onderzocht of het waterdebiet – de doorstroomsnelheid c.q. massa – van de rivieren in het diepe zuidoosten van het land voldoende zou zijn om bij te dragen aan de vorming van een stuwmeer stroomafwaarts, de inderdaad gebouwde Brokopondo-dam. De expeditieleider, een vriend van Helman, nodigde hem uit om mee te gaan. Tegen de zin van mevrouw Helman, die vond dat haar man – de vijftig gepasseerd, geen sportief type, wat overgewicht – daarmee een te groot risico nam, aanvaarde hij de uitnodiging.

Net als Merijn de Boer was Helman schrijver. In 1955 had hij al een imposant oeuvre op zijn naam staan, met titels als Zuid-Zuid-West (1926), De stille plantage (1931) en De laaiende stilte (1952). In 1903 geboren in Paramaribo als Lodewijk (Lou) Lichtveld had hij afwisselend in Suriname en Nederland gewoond. Hij studeerde musicologie, was componist en organist, journalist, muziekrecensent en redacteur van een tijdschrift. Het thema van de onderdrukking door de westerse kolonisator was een terugkerend thema in zijn literaire werk. In 1949 werd hij in Suriname benoemd tot minister van Onderwijs, Volksontwikkeling en Volksgezondheid. Hij zou dat drie jaar blijven. En man met wortels én een netwerk in Suriname, dus.

Het eind van de kaart is een echt dagboek. Waarmee ik bedoel dat Helman schrijft over de reis en over zichzelf, wat de tocht met hem doet. In die zin is het veel authentieker en persoonlijker dan De Boers roman, het Surinamedagboek. Ofschoon dat ook een beetje een ‘appels en peren vergelijking’ is.

Het lezen van Helman is een intense belevenis, om de eenvoudige reden dat hij de reis ook als zodanig ervaart. De expeditie reist in enkele grote houten boten voorzien van buitenboordmotoren. Pruttelaartjes, dus het tempo ligt laag. De vele stroomversnellingen en watervallen moeten stroomopwaarts te voet worden genomen, alle bagage steeds over de oever gedragen, de lege boten door de bemanning over het obstakel heen gesleurd. Overnachten gebeurt in tentjes of provisorische hutjes van bladeren, in het bos. De bescherming tegen muggen is niet optimaal. Helman wordt dan ook flink ziek. Er is maar één onderdeel dat hij ook in het normale leven zou willen doorzetten: zich ’s morgens scheren, met zijn voeten in de rivier en zijn spiegeltje aan een boomtak.

Waar bij De Boer de route voor vertrek vastligt, maakt Helman deels een ontdekkingstocht mee. De expeditie reist naar de grenzen van de toenmalige kaart. Komt voor verrassingen te staan. Ontmoet diep in het bos de bewoners, soms kleurrijk beschilderde figuren, met wie Helman contact probeert te leggen. Dat zijn de momenten die de aanleiding vormen in zijn dagboek te mijmeren over zijn land en de toekomst daarvan. En dan vooral het mooie maar o zo kwetsbare binnenland.

Helman wordt regelmatig ‘een vergeten schrijver’ genoemd. Ik heb nooit begrepen wat de criteria daarvoor zijn. Helman schreef zijn reisjournaal inderdaad al bijna zeventig jaar geleden, in een dik cahier dat hij zes weken lang bij zich droeg. En hij bezigt in zijn beschrijvingen soms termen die, zoals De Boer antropologe Noor al laat zeggen, niet helemaal meer van deze tijd zijn. Hij kan inderdaad lyrisch worden van de bezwete huid en de spierbundels van een bosneger. Maar hij schreef wél een bevlogen verhaal, liet zijn passie spreken. Bij De Boer is die passie, jammer genoeg, ver te zoeken.

Merijn de Boer / Het Surinamedagboek / 272 blz / Querido, 2023

 

Albert Helman / Het eind van de kaart. Journaal van een kleine ontdekkingstocht in twee binnenlanden anno 1955 / privé-domein nr. 62 / 215 blz / De Arbeiderspers, 1980

 

 

 

 

 

Socials

vlietnieuwsfacebookOp Facebook

vlietnieuwtwitter Op Twitter